Deze, bekend met het aanvalsdoel der infanterie, zond haar meta len hagel den vijand op de juiste plaats tegemoet, zoo lang als de infanterie zulks noodig had en het vuur voor haar geen gevaar kon opleveren. De samenwerking was er, het verband tusschen beider actie bestond, gelegd door het aan beiden bekende en met het bloote oog waargenomen aanvalsdoel en door het wederkeerig zien van elkaar en eikaars actie. De oplossing van het probleem was het bloote oog. Het bloote oog, dat vergissingen uitsluit. Het bloote oog, dat doelaanduiding en vuuraanvragen der infanterie overbodig maakte. De artillerie kon zelf bepalen, waar en hoe lang en met hoeveel projectielen zij moest vuren om de infanterie den grootst mogelijken steun te geven. „Les artilleurs n'étaient plus bêtes que les fantas- sins". En dus was er geen probleem en hadden de militaire vakbladen in dien tijd in dat opzicht een rustige periode en behoefde de inkt over dit onderwerp niet zoo rijkelijk te vloeien als tegenwoordig. Doch de tijden veranderen. De techniek ging zich steeds meer ontwikkelen. Het vuur ging meer en meer aan beteekenis winnen. De opvoering van de dracht en de vuursnelheid van het infan- terievuur brachten met zich het vechten in minder smalle en ondiepere formaties. E.e.a. trok ten slotte de gesloten formaties geheel uit elkaar en bracht uiteindelijk de geheele infanterie ertoe zich, ontwikkeld tot het gevecht, in het terrein op te bergen. De verdediger werd onzichtbaar en de aanvaller eveneens. De „vide du champ de bataille" ontstond. Hand aan hand met deze ontwikkeling der techniek der infan- teriewapens ging die der artillerie. Ook haar drachten werden steeds grooter, haar vuur juister, de uitwerking van het enkele schot grooter. Genoodzaakt door de zooveel grootere dracht der infanterie- wapens die haar in haar stellingen gingen bedreigen, gedwongen door het steun verleenen op zooveel breedere fronten, ging de artillerie haar stellingen achterwaarts verplaatsen en werd haar afstand tot de steunende infanterie grooter. Nog trachtte zij door het kiezen van „de belles positions" het verband met het bloote oog te behouden. Doch ook hieraan kwam een einde. Gedwongen door de grootere uitwerking dejr artillerieprojectielen, welke in korten tijd de „belles positions a tir direct" in hecatombes der artillerie dreigden te veranderen, moest de artillerie voor het oog van den vijand verborgen stellingen gaan innemen. De infanterie zag de artillerie niet meer. En de artillerie zag steeds moeilijker de infanterie, zoo wel de eigen als die van den vijand, gedekt als deze was in kleine, verspreide en aan het gezicht z.v.m. onttrokken opstellingen. Ter wijl een grauwe, vriend en vijand op elkaar gelijkend makende, 719

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 23