artillerie bij - Doch een gevechtsoefening der inf. of schietoefeningen van dat wapen maken de artilleristen nooit mede. Zelfs voor kaderoefeningen, de beoefening der samenwerking van beide wapensoorten beoogende, bestaat slechts een enkele gelegenheid. O^C-. Alles een gevolg van het voor laatstgenoemd wapen zoo overladen programma. Terwijl voor de infanteristen, voor wie allicht wel tijd zou kunnen worden gevonden, de gelegenheid ontbreekt of om der kosten wille moet worden prijsgegeven. Beide categorieën cadetten worden derhalve officier met eenige theoretische maar weinig of geen practische kennis van de werkwijze, tactisch zoowel als tech nisch, van het andere wapen. Nu zou bij ons dit nadeel niet al te zwaar tellen, indien de benoemde officieren later gelegenheid hadden dit tekort aan kennis aan te vullen. Doch is dit het geval? De vraag stellen is haar eigenlijk beantwoorden. Wij stelden haar, omdat wij een negatief antwoord vreezen te moeten geven. Wij konden alleen in Nederland waarnemen en hoewel wij daar veel en goed werk zagen, zijn wij ervan overtuigd, dat de voor de samenwerking noodige kennis van het andere wapen, nog geen gemeengoed voor eiken art.- en inf.officier is. Hetgeen overigens in overeenstemming is met de klacht van buitenlandsche schrijvers in landen, waar men den oorlog medemaakte en de noodzakelijkheid aan den lijve heeft gevoeld en die hoe langer hoe meer gaat voelen, naarmate de oorlogsjaren verder achter hen liggen en het aantal der niet in de practijk van den oorlog geschoolde officieren met het jaar grooter wordt. Hoe zou het dan anders kunnen zijn in landen waar alles theo rie bleef? Of hebben heden ten dage bij ons detacheeringen van inf.- en art.officieren over en weer plaats? Anders dan voor de offi cieren, die een detacheering aan de Hoogere Krijgsschool volgen Zijn wij ver naast de waarheid, indien wij deze gevallen sporadisch noemen Zijn wij der waarheid ontrouw, indien wij beweren, dat de gelegenheid bij ons zeer wel aanwezig is Zijn niet te Weltevre den, Mr.-Cornelis, Tjimahi, Bandoeng en Malang artillerie en infan terie in eikaars onmiddellijke nabijheid gelegerd Doch weet elk inf. officier in die garnizoenen hoe de art. in stelling komt, hoe lang het duurt eer zij tot vuren gereed is en haar verbindingen heeft uitgelegd, hoe zij haar vuurgegevens bepaalt, haar waarnemings- dienst organiseert, tot welken steun zij in staat is en hoeveel projectielen voor bepaalde vuren noodig zijn? Om niet nog meer vragen te stellen, van belang om een juist functionneeren der samenwerking te garandeeren. Weet elk art.off icier hoe de inf- terrein wint, zich oplost en verspreidt, zich dekt en haar strijdmiddelen, vuur en beweging, aanwendt? Wij kunnen deze vragen niet met stelligheid beantwoorden, maar wij vreezen, dat er nog wel iets aan ontbreken zal, zij het in veel mindere mate dan in 1914. 723

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 27