Men zal ons tegenwerpen, dat het practisch niet wel mogelijk is om voortdurend van de zwakke bezetting der compagnieën en batterijen officieren aan den eigen dienst te onttrekken. Wij onder schatten dit bezwaar geenszins, doch vragen ons af, of het deson danks niet mogelijk is hierin verandering te brengen, desnoods ten koste van de interne oefening der wapens zelf. Want wat baat het, als we een uitstekend geoefende inf. en art. hebben, die elkaar niet begrijpen? Beider pogingen, hoe goed ook op zich zelf, zullen geen harmonisch geheel vormen. Men maakt van twee solisten, hoe goed ieder op zich zelf ook mag zingen of spelen, geen dragelijk duet zonder samen te oefenen, zonder wederzijdsch willen. Wanneer men de buitenlandsche schrijvers mag gelooven, waren de Fransche art. en inf. in 1914 goed geoefend. Nochtans ontbrak de harmonie in tal van gevallen. Hoe vaak wachtte de inf. tever geefs op het vuur der art. op de door haar gewenschte plaatsen en tijden? Hoe vaak niet berokkende de eigen art. de inf. meer verliezen dan die van den vijand? En zijn er niet talrijke voor beelden, hoe de samenwerking in den oorlog geleerd werd, door het met eigen oogen zien en leeren van art.officieren, die met de voorste infanterie medegingen? Ziende en leerende datgene, wat zij, tot schade van het geheel hadden gevoeld in vredestijd te hebben nagelaten. Zeker, het was niet hun eigen schuld, dat dit verzuim had plaats gehad. Het oefensysteem deugde niet, niette genstaande de waarschuwende stemmen zich in de vóóroorlogsche jaren toch ook niet onbetuigd hadden gelaten- Gelukkig voor hen was de oorlog lang genoeg om de leemten in de kennis aan te vullen en hieven de fouten van vriend en vijand elkaar vaak op. Maar wie garandeert, dat het bij ons ook zoo zal kunnen zijn. Zullen wij het klassieke voorbeeld der Engelschen kunnen volgen, om eerst in den oorlog eenige nederlagen te lijden om dan, verrijkt met de opgedane ervaring, uiteindelijk toch te zegevieren Het is een risico en een kostbare, vooral aan bloed. Een te groot risico, vooral bij ons, waar de kwantiteit zoo gering is. En daarom, meer dan elders, vergoed moet worden door de kwaliteit. Onwillekeurig schiet ons hierbij het voorbeeld te binnen van dien Duitschen marineofficier uit de vooroorlogsche jaren. Geen schiet oefening ging voorbij of hij herhaalde: „Het kan nog beter; wij moeten beter schieten dan de Engelschen, want wij zijn zwakker". De personificatie van den geest der Duitsche vloot. En de Duitsche marine schoot beter in 19141918, zooals de Engelschen tot hun schade ondervonden. Zoo moet het ook bij ons zijn. Wij moeten beter schieten, beter kunnen manoeuvreeren, beter kunnen samen werken, een beter harmonisch geheel vormen. En het kan! Niet voor niets bestaat ons leger voor een groot deel uit vrijwillig dienenden op langen termijn. Wat elders niet kan, moet bij ons wel kunnen. 724

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 28