Hiermede is dus reeds een schifting bij de uitzending te maken.
Teneinde nu ook te kunnen vaststellen of de man „qua type"
in Indië verandert, werd een tweede stel kaarten gezonden, die
na beantwoording het type in Indië moest weergeven, want, zegt
Dr. v. L., het temperament van een mensch is aan verandering
onderhevig, dus ook het temperamentstype. Op deze kaarten
werd echter ook weer de beoordeeling gevraagd of de man een
goed, matig of slecht militair was. Deze kaarten zijn kort geleden
uit Indië terugontvangen, doch intusschen verschenen de bijlagen
nr. 81 en 82. In nr. 81 wordt een typologische studie over de
Militaire Politie op Curacao behandeld, hetwelk echter voor ons
onderzoek van minder belang is.
In nr. 82 komt dan het slotstuk, waarin wordt betoogd, dat bij
de diagnose van de grondfuncties, dus bij het invullen van de
kaarten waarop per slot van rekening de geheele typologie ge
baseerd is nog veel voetangels en klemmen liggen, welke echter
voornamelijk door toepassing van de R(elatief) T (ypologische)
W (aarde) geëlimineerd kunnen worden. Na voorts te hebben aan
gegeven, dat alleen de typologische selectie er ons niet brengt,
doch dat tevens een politieke, een militaire, een medische en een
empirische selectie noodig zijn (welke overigens in Nijmegen alle
worden toegepast) pleit Dr. v. L. voor de instelling van een
Centraal Selectie Bureau, hetwelk dan op grond van de verzamelde
gegevens, zonder den man in kwestie te hebben gezien, moet advi-
seeren vóór of tegen uitzending.
Op deze wijze krijgen we volgens den schrijver den juisten man
op de juiste plaats.
Dus geen non-valeurs meer in het Leger, ieder die naar Indië
gezonden wordt moet daar, practisch gesproken, slagen.
Doch reeds is er een stem tegen het bovenaangehaalde opgegaan,
waarbij gewezen wordt op de vele andere bezwaren, welke zich in
de practijk voordoen. De Officier van Gezondheid le klasse L. J. J.
PEIFFER, die sinds zijn detacheering bij de Koloniale Reserve
speciaal het typologisch onderzoek verzorgt, heeft deze bezwaren
in het vorige I. M. T. gepubliceerd. De schrijver wijst daarbij op
de vele fouten, welke bij het invullen van de kaarten worden
gemaakt en hoe het toekennen van één onjuiste eigenschap reeds
tot gevolg kan hebben, dat een man inplaats van met sanguinicus
met nerveus wordt aangeduid. Verder geeft deze schrijver de
moeilijkheden aan bij de toepassing van de R. T. W. Het gevolg
is dan ook geweest, dat tegenwoordig een andere werkwijze
werd gevolgd, waarbij echter toch steeds nog vrij groote verschil
len aan den dag treden, niettegenstaande daarbij voortdurend
onderling overleg plaats heeft, hetgeen op het Centraal Selectie
Bureau niet zou kunnen. Ook blijkt, dat de factor „algemeene
756