Nu zijn het juist de resultaten van dit onderzoek, welke mij aanleiding geven om deze punten nader in beschouwing te nemen. ad. A. Hier zegt Van Lienden, dat de menschen in Nijmegen ondergebracht kunnen worden in bepaalde typen en dat eenige hiervan de voorkeur genieten om naar Indië gezonden te worden. Deze voorkeur berust dan toch alleen op bepaalde goede eigen schappen, welke de tot dat type behoorende recruten hebben. En wij zenden hen toch alleen uit, omdat we de overtuiging hebben, dat die goede eigenschappen hen in Indië een goed soldaat zullen doen worden. En nu doet het er weinig toe of wij die typen phleg- maat of groep A noemen, neen, het gaat uitsluitend om de eigen schappen van die groep. Wij vertrouwen er bij de uitzending dan ook op, dat zij die goede eigenschappen in Indië behouden, althans, dat zij niet te veel veranderen. Dan echter is er ook geen enkele reden om die groep in Indië een andere naam te geven dan in Nijmegen m.a.w. indien ik een phlegmaat uitzend, doe ik dat in de hoop, dat het in Indië een phlegmaat blijft. Geheel anders is de redeneering van Dr. van Lienden. Hij gaat uit van het idee, dat het temperamentstype in Indië zal veranderen, omdat het temperament verandert en komt daardoor tot de uit spraak, dat „desnoods verkeerd gediagnosticeerde" typen, mits ze in Nijmegen maar tot de typen met de goede eigenschappen behoo- ren, eveneens uitgezonden mogen worden. Want Van Lienden vraagt niet, wat voor „type" de man in Indië is, alleen of hij „goed" is. Doch, wat te doen, als een in Nijmegen als phlegmaat (verkeerd) getypeerd recruut in werkelijkheid een sentimenteel blijkt te zijn Dan toch zou deze man worden uitgezonden, terwijl, indien men hem juist getypeerd had, uitzending niet zou hebben plaats gehad. Ik voor mij geloof dan ook nog niet, dat het temperament zoo geweldig aan verandering onderhevig is, dat dit tot gevolg zou kunnen hebben, dat iemand, die hier niet-actief, emotioneel en secundair is, in Indië actief, niet-emotioneel en primair dus precies het tegenovergestelde, zou worden. En dit zou men toch uit de resultaten van het gehouden onder zoek moeten afleiden, want van de 15 als sentimenteelen uitge zonden militairen, worden er in Indië 5 sanguinicus, die dus de bovenvermelde verandering zouden hebben moeten ondergaan en verder ontpoppen zich daaruit nog 5 phlegmaten, die alleen de secundaire functie met een sentimenteel gemeen hebben. Met de nerveuzen is het precies hetzelfde. De 9 nerveuzen uit Nijmegen worden in Indië o.m. 3 phlegmaten (weer precies het tegengestelde) en 3 sanguinici (welke alleen het primaire gemeen hebben) 758

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 62