775
manstijl gestelde ondersteuning geworden van hetgeen met de opneming van
de beschrijving van dezen patrouilletocht in het Aanh. V.P.T.L. werd beoogd.
Hoe heeft Mevr. Székely-Lulofs dan wel getracht de ook door haar erkende
fouten van den patrouillecommandant te vergoelijken In de eerste plaats
door te betoogen dat te weinig vivres zouden zijn meegenomen, doch ieder
tot oordeelen bevoegde, met eenige patrouille-ervaring, zal dit aan de hand
van eerderbedoeld voorbeeld nr. 76 kunnen tegenhouden. Voorts zou vol
gens S. de patrouille haar ongelukkig lot toch niet hebben kunnen ontloopen,
omdat zij te Pameuë, plaats waar gefourageerd moest worden, geen rijst
had kunnen krijgen. Ook deze bewering snijdt geen hout omdat, al zou inder
daad te Pameuë geen dag voedsel te bekomen zijn geweest, één dag, hoog
stens twee dagen verder marcheerende in de haar opgedragen richting van
Takèngon de patrouille reeds bewoonde streken van het Gajó-land zou heb
ben bereikt, waar overvloed van rijst te krijgen zou zijn geweest. Ook zou
volgens S. de topografische terreinschets te gebrekkig zijn geweest. Natuur
lijk was die schets niet ideaal, doch er was geen betere en de patrouille
commandanten doen het er thans nog mee. Hoe zouden wij ook anders ooit
een onbekende landstreek hebben kunnen pacificeeren
Zoo zijn er natuurlijk nog meer van dergelijke door S. naar voren ge-
brachte motieven, die op dezelfde wijze zouden kunnen worden weerlegd.
Doch waartoe Het is duidelijk genoeg, dat S. zich hier op een terrein be
geeft, dat buiten haar beoordeeling ligt. Die zwakte heeft zij natuurlijk ook
wel gevoeld en waarschijnlijk daarom, hoewel zij reeds meermalen van die
slechte gewoonte heeft blijk gegeven, heeft zij zich niet ontzien schijnbaar
ter ondersteuning van haar betoog op de bekende cinische onwaarhaftige
en den weidenkenden lezer steeds onaangenaam aandoende wijze toestanden
en omstandigheden bloot te leggen, welke met de kern van den roman niets
te maken hebben, maar bij buitenstander en buitenlander een wel zeer eigen-
aardigen indruk moeten wekken, omtrent de wijze waarop en de krachten
waarmede wij ons „empire" hebben opgebouwd.
Deze zijde van het boek kan niet anders dan ernstig worden betreurd.
G.
8. UIT DE VAKTIJSCHRIFTEN.
Tactiek.
De Japansche manoeuvres in 1934.
Revue des troupes coloniales van Maart-April 1934. De colonel breveté
d'ètat-major Roucaud beschrijft de in 1934 in Japan gehouden manoeuvres.
Behalve de oefeningen, geeft de S. eenige indrukken weer, welke uit den
aard der zaak persoonlijk zijn en niet zonder reserve mogen worden aanvaard,
zooals S. zelf opmerkt. Dit laatste zal vermoedelijk wel voor een groot deel
hieraan te wijten zijn, dat hier en daar t.o.v. de buitenlandsche officieren
eenige geheimzinnigheid werd betracht.
S.'s voornaamste opmerkingen kunnen als volgt worden samengevat.
1. In het algemeen staat de bewapening op een lager peil dan in de legers
der Westersche mogendheden, hoewel hard aan verbetering wordt gewerkt
(dit laatste behoeven we niet in twijfel te trekken; we hebben hiervoor slechts
de bedragen na te gaan, welke Japan voor zijn leger besteedt).
2. Het physiek van den troep is buitengewoon goed. Door de gunstige
verhouding tusschen het aantal benoodigde recruten en het aantal jongelingen