779
De vraag wordt gesteld, h.oe de aanvallende inf. geholpen kan worden
tegen de mitrn., die bij het binnendringen opduiken. S. acht een lt. mijnenwer-
per noodig, waaraan de eisch wordt gesteld, met 2 a 3 schoten een vij. mitr.
tot zwijgen te brengen, hetgeen uit een gedekte stelling nauwelijks mogelijk
(als regel is een dubbel aantal schoten noodig)Voorts zullen 2 lt. mijnenwer-
pers per cie., of daar waar de nadruk wordt gelegd wellicht 4, niet alle
opgaven kunnen vervullen. Er moet immers met verliezen rekening worden
gehouden omdat voor een snel treffen een open opstelling noodig is. Gemoto
riseerde mijnenwerpers zijn voor het gestelde doel niet bruikbaar, omdat in
nauw verband met de voorste inf. moet kunnen worden opgetreden, daarom
is ook paardentractie te kwetsbaar. Toch is snelle stellingwisseling noodig,
want uit één stelling is slechts aan één opdracht te voldoen Motoriseering is
dan alleen doeltreffend, indien ze gepaard gaat met pantsering, dus in den
vorm van een lage mijnenwerper-vechtwagen. D.i. niet een vew. in den eigen
lijken zin, die de vij. stelling binnenrijdt, maar niet anders dan een drager
van wapen en munitie, welke zich temidden van de voorste manschappensien.
bewegen kan. S. wenscht per regiment inf. een cie. van dergelijke vewn.
Militiir Wochenblatt. Nr. 41. „Aus der Truppe für die Truppe" „Stief
kind Spaten." S. bepleit een intensief gebruik van de inf. schop, ook voor die
troepen, die niet onmiddellijk in gevecht zijn (personeel op de copn.(!))Zonder
dekking geen uitwerking! De schop moet zijn de trouwste vriendin van den
soldaat. Zij graaft niet het graf voor den aanvalsdrang, maar zij verschaft de
springplank tot het succes! Ook wij mogen aan het gebruik van de schop
soms wel eens meer aandacht besteden.
Mïlitdr Wochenblatt Nr. 42 „Aus der Truppe für die Truppe" „Schützen
und Munitionsverbrauch." door Hauptmann Treuhaupt.
In den wereldoorlog werd de fuselier met 150 schoten en in bijzondere
gevallen nog met 70 sch. extra uitgerust, thans echter slechts met 60. Toch
werd ook in den wereldoorlog niet op groote afstanden geschoten en de
doelen waren beter zichtbaar dan nu zelfs had men ondanks de groote muni
tieuitrusting toen wel eens gebrek. S. wijdt dit aan het gebruik van de
patronen als zenuwstillend middel. Iedere schutter, die ongedekt lag, moest
zich bezighouden, dat kalmeert, dus ging hij schieten en als hij 'schoot,
was het altijd snelvuur.
De totale munitieuitrusting van de cie. is echter niet verminderd: 63
schutters a 60 patronen, 9 It. mitr. a 2500 patronen en 4 mitr. a 5000 patrn.,
waaruit volgt, dat thans de vuurstrijd hoofdzakelijk door de aut. wapenen
zal worden gevoerd. De g.(k.) dragende moet alleen maar schieten op
korten afstand, als stellingverwisseling van den (It.)mitr. zijn vuurbescher-
ming noodig heeft en voor zelfverdediging, d.w.z. indien hij op korten af
stand van den vijand zonder dekking moet liggen is er dekking dan moet
hij zich verborgen houden en niet schieten. Moet hij op middelbaren afstand
ongedekt liggen, dan zal hij al was het alleen maar om zichzelf bezig te
houden zich ingraven. „Spatentatigkeit statt Gewehrtatigkeit". Zie ook
„Stiefkind Spaten".
Toch zou S. de munitieuitrusting van den geweerdragende gaarne ver
dubbeld zien. De zwaardere belasting is wel te dragen en als het ernst is
zal dat door allen gaarne worden gedragen. Niets is erger dan dicht bij
den vijand te zijn en dan geen munitie te hebben. S. spreekt uit oorlogs
ervaring
De „Revue d'Infanterie" van April 36 laat nog eens voor- en tegenstanders
van de eenheidsgroep aan het woord. Van beide zijden wordt de klacht
gehoord, dat een eerste oefentijd van 1 jaar (d.i. 100 a 120 oefendagen)
voor de Fr. militie tekort is. Algemeen komt ook de wensch tot uiting
den sie. cdt. een kleine co. groep te geven. Een der S. bepleit de volgende
samenstelling van de sie.