vorstendom aangewezen. Als legermacht voor den nieuwen staat zouden 400 man van de Garde hem vergezellen; terwijl de Fran- sche regeering hem jaarlijks een inkomen van 2 millioen francs zou uitbetalen. Eerst den 20 April besloot NAPOLÉON naar zijn nieuwe Vor stendom af te reizen. Na een zeer bewogen afscheid van de Oude Garde besteeg hij zijn reiswagen. In het voorste rijtuig van den stoet reisde de generaal Drouot met zijn staf, in het tweede NAPOLÉON met den hofmaarschalk Bertrand, daarna kwamen de rijtuigen met de Verbonden commissieleden: den Feldmar- schalleutnant Freiherr von Koller, graaf Schuwalow, de kolonels Campbell en von Waldburg; daarna volgden 8 bagagekoetsen met het personeel; een sterk dekkingsdetachement bewaakte den stoet, terwijl het Gardebataljon onder generaal Cambronne en een 100-tal bagagevoertuigen vooruit waren gereisd. Op dezen voor NAPOLÉON droevigen tocht ondervond hij van het volk hoogst betreurenswaardige bejegeningen. Hoe Zui delijker men kwam, hoe boosaardiger het volk zich jegens den Keizer gedroeg en hem met scheldwoorden en dreigementen overlaadde. Het ergste was het in de buurt van Avignon, waar men een met bloed besmeurde pop, NAPOLÉON voorstellende, aan de galg had gehangen, terwijl men zijn koets op steenworpen onthaal de. Stom en bleek zat de Keizer in een hoek van zijn rijtuig nooit heeft hij de kunst gekend om het uit de band gesprongen gepeupel te beheerschen. Hij was een Veldheer en een Keizer, geen volks menner; hij verstond de kunst een legermacht te bevelen en te inspireeren, maar een volksmenigte leiden kon hij niet, daarvoor was hij een te verheven geest en mistte hij de voor den volkstri buun onontbeerlijke ruwheid en onbeschaafdheid van karakter Ten slotte was hij genoodzaakt zich te vermommen, waarvoor de generaalstuniek van von Koller, de veldmuts van von Waldburg en de Russische mantel van graaf Schuwalow dienden; in welk tenue hij als koerier voor in den stoet ging rijden. Maar is het niet een treurige ervaring, dat de Keizer, die Frankrijk to/t 916 De adjudant van von Koller, majoor graaf Clam Martinic schrijft over de houding van NAPOLÉON als volgt: „Napoléon war bleich und entstellt vor Schrecken. Seine Stimme war „gebrochen. Er hatte nicht Haltung genug, um auch nur einen Funken von „Energie, von Kraft, auch nur einen Schein von Verachtung der Gefahr, „blieken zu lassen. Er war so zu Boden gedrückt, dasz er nicht einmal vor „seiner Dienerschaft, nicht vor den Adjudanten des Grafen Schuwalow, den „er nie gekannt hatte, auch nur ruhig scheinen konnte." Ik meen dat dit oordeel niet juist is. NAPOLÉON heeft in al zijn veldslagen blijk gegeven van grooten persoonlijken moed en het gevaar nimmer ont weken. Maar voor een fijn besnaarde geest is het tegenover de walgelijke houding van een losgelaten gepeupel niet een kwestie van moed en zelf- beheersching te toonen, doch brengt het gemis aan de noodige bruutheid en brutaliteit een verlammende ontsteltenis teweeg.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 14