1. VELDHEEREN door G. Th. SLOTHOUBER, Gep. Kolonel der Artillerie. (Vervolg. Zie I.M.T. 1936, Nr. 9). IV. NAPOLÉON BONAPARTE. (Slot). O. L'Aigle Abattu, 1814. Na het Vorstelijk Gebaar, waarmede FRANZ, ALEXANDER en FRIEDRICH WILHELM den vrijen aftocht van NAPOLÉON en de resten van zijn omsingelde leger uit Leipzig hadden moge lijk gemaakt, kon de veldtocht opnieuw beginnen. Hij zou 5 maanden duren en weder stroomen bloeds kosten. Den 2 November 1813 had het Fransche leger ter sterkte van 65000 man den Rijn overschredende troepen waren in zeer slechte conditie en hoogstens in staat tot een schijnverdediging van deze rivier, voor welks 500 km lengte van Nijmegen tot Bazel niet meer dan 53000 man konden worden bestemd, terwijl dan een mobiele groep van 10000 man onder Victor tegenover de 200000 man van het Verbonden hoofdleger konden worden gesteld. Evenwel, hoe hopeloos de omstandigheden ook schenen, in werkelijkheid was de toestand iets minder ernstig, omdat NAPOLÉON er zeker van kon zijn, dat de Verbondenen uiterst traag zouden opereeren1). Voor hem was tijdwinst echter juist alles, tijd om een nieuw leger te vormen en het spel nogmaals te spelen en hij wist dat de Verbondenen hem dien tijd zouden laten. In plaats van met hun zegevierende legers van 250000 man den Rijn te overschrijden, de luttele resten van het Fransche leger onder den voet te loopen en in Paris den vrede te dicteeren, de eenige logische consequentie toch van den veldtocht van 1813, werd door alle legers halt gehouden en uit Frankfurt den 9 No- 906 1) Zou men een veldheer van NAPOLÉON's kracht, dien men eerst op de knieën heeft gebracht, laten ontkomen, om hem onmiddellijk daarop weder met overweldigende krachten aan te vallen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 4