4. DE SAMENWERKING TUSSCHEN INFANTERIE EN ARTILLERIE (Eenige hoofdlijnen uit de geschiedkundige ontwikkeling van het vraagstuk) door S. H. SPOOR, Kapitein der Infanterie. (Met een schets achter in dit nummer. Vervolg van I.M.T. 1936 nr. 9). E. De Napoleontische oorlogen. Ten gevolge van de Fransche revolutie werd het karakter van het Fransche leger volkomen gewijzigd; het volksleger werd geschapen, dat echter bij de vroegere beroepslegers verre ten achter stond in geoefendheid, terwijl ook de aanvoerders in vele gevallen tactisch ongeschoold waren. Onder deze omstandigheden was het niet mogelijk de tot nu toe gevolgde linietactiek, welke een hooge mate van oefening vereischte, toe te passen en zoo ontstonden nieuwe tactische vormen. Het eerste „treffen" van de Frederiksche slagorde werd opgelost in tirailleurlinie's, waar achter het 2e en eventueel het 3e „treffen" in gesloten colonnes volgde. Kon men oorspronkelijk spreken van een minder omlijn den vorm, waardoor de naam „hordentactiek" ontstond, NAPO LEON bracht systeem in deze aanvalsmethode en zoo deed een nieuwe strijdwijze haar intrede op het gevechtsveld, de zg. „colonnetactiek". Deze colonnetactiek, welke veel grootere mogelijkheden tot manoeuvreeren bood dan de linietactiek, behaalde in den loop der jaren de overwinning op de laatstgenoemde, hoewel de linie tactiek aan Pruisische en Oostenrijksche zijde nog tot in het begin van de 19e eeuw werd toegepast. Ten slotte werd de colonnetactiek echter, na veel aarzeling, universeel aanvaard. Deze nieuwe vormen in de infanterietactiek noodzaakten echter tot een ander gebruik van de artillerie dan tot dusverre had plaats gevonden. De veel grootere mobiliteit van de infanterie, die thans bij het voorwaarts gaan van alle terreinen gebruik wist te maken, 950

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 50