heeft mij de overwinning bezorgd". De artillerie onder SENAR- MONT had gedurende het gevecht 2500 schoten gelost, waarvan slechts 370 granaten. Hierdoor kreeg het optreden van SENAR- MONT de naam van: „het kartetsen-offensief". Het groote succes van de artillerie bij FRIEDLAND was voor NAPOLEON aanleiding om in den vervolge steeds den massa- inzet van de artillerie, door het vormen van groote batterijen, na te streven. Was deze methode bij FRIEDLAND door een onder commandant gevolgd, thans wenschte NAPOLEON door de indee ling van een sterke artilleriemacht bij zijn algemeene reserve de Garde ook persoonlijk in staat te zijn om door den inzet van zijn reserve-artillerie invloed op het verloop van het gevecht te doen gelden. Een onmiddellijke navolging van het SENARMONTSCHE op treden door NAPOLEON zelf, treft men aan in den slag bij WAG- RAM (5 en 6 Juli 1809), waar de veldheer op het beslissende frontgedeelte een batterij samenstelde van 100 vuurmonden, welke batterij in de geschiedenis bekend staat als de „grande batterie". Deze batterij besloeg een frontbreedte van 2 km; tusschen de stukken was een ruimte gespaard van 10 pas, tusschen de groepen onderling 200 m. Een groep zware artillerie, die NAPOLEON in tegenstelling met SENARMONT, voldoende mobiel achtte om deel te kunnen uitmaken van de „grande batterie", werd allereerst in stelling gebracht en bevuurde de vijandelijke artillerie, waarbij zij zelf door haar groote dracht buiten het bereik van 's vijands artillerievuur bleef. Onder bescherming van dit vuur werden de andere vuurmonden in stelling gebracht, waarna een formeel artillerie-duel aanving, waarbij de Fransche infanterie voorloopig nog slechts een onbeteekenende rol vervulde. Tijdens dit artillerie duel rukten de Fransche groepen vuurmonden langzaam op en splitsten zich, na een nadering van 500 a 1000 m in een naar het Noorden en een naar het Zuiden uitbuigende groep. Door de opening, welke door deze manoeuvre ontstond, werd nu de „masse principale" aan Fransche infanterie ten aanval ingezet 2). Bestreed dus de „grande batterie" uitsluitend de vijandelijke batterijen, in den slag bij WAGRAM werd de rechtstreeksche steun aan de aanvallende infanterie verleend door de opnieuw door NAPOLEON ingevoerde regimentsstukken. In den slag bij ASPERN was namelijk gebleken, dat de Franschen over een gerin gere artilleriemacht beschikten dan de Oostenrijkers. NAPOLEON trachtte dezen achterstand in te halen door de groote hoeveelheden geschut, welke hij in de magazijnen van WEENEN had aangetrof fen, bij zijn legers in te deelen. Hiervoor ontbraken hem echter de noodige officieren en bedieningsmanschappen, terwijl ook bij de h Zie Bijlage 2.: De slagorde van de Fransche en Oostenrijksche troepen in den slag bij WAGRAM. 954

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 54