ken over een batterij van 8 stukken. De overige bij het Legerkorps ingedeelde artillerie 1 tot 5 batterijen werd als artillerie reserve in de hand van den Legerkorps-commandant gehouden. Aan Fransche zijde beschikte elke divisie over 2 batterijen a 6 stukken, terwijl bij het Legerkorps 4 batterijen waren ingedeeld; aan de Garde waren 2 batterijen toegevoegd. Bovendien werd in de zeventiger jaren een Leger-reserve-artillerie georganiseerd. Bij den inzet werd de artillerie als regel in groepen van 2 batterijen samengevoegd, welke groep dan onder éénhoofdige leiding werd gesteld. Hoogere artillerie-commando's bestonden organiek niet. De regimentsstukken waren dus wederom uit de organisatiën verdwenen! In de Fransche divisie was men daaraan tegemoet gekomen door de indeeling van de twee genoemde batterijen, in de Oostenrijksche Brigade door toevoeging van een batterij van 8 stukken. De overige ingedeelde artillerie was in de eerste plaats bestemd voor den artilleriestrijd. In de infanterie-tactiek viel een teruggang waar te nemen t.o. v. het Napoleontische tijdvak. Oorspronkelijk verschenen zelfs de vóór-republikeinsche methoden (overigens een algemeen verschijn sel op elk gebied in FRANKRIJK na den val van NAPOLEON de vormen uit de linie-tactiek kwamen weder naar voren. In 1830 werden de tirailleurlinie's weder in eere hersteld, doch de achter volgende troepen werkten met de tirailleurlinie's niet zoo nauw samen als zulks het geval was geweest in de colonne-tactiek; hun voorwaartsche beweging werd nog steeds in hoofdzaak geïnspireerd door de linie-tactiek-methoden. Ook in PRUISEN, waar aanvankelijk meer aandacht werd be steed aan het tirailleurgevecht, viel achteruitgang in tactische methoden waar te nemende massa-formatie's deden wederom opgeld. Alleen in OOSTENRIJK hield men vast aan het tirailleur gevecht en werd zeer veel waarde gehecht aan de vuurtactiek (deze in samenwerking met de artillerie), die den stormaanval voorbe reidde en zoo lang mogelijk bleef steunen. De oorlog tusschen FRANKRIJK en OOSTENRIJK bracht op het gebied van de samenwerking tusschen infanterie en artillerie weinig nieuws- In den slag bij SOLFERINO (24 Juni 1859) wer den aan Fransche zijde wederom sterke artilleriegroepen gevormd, van 42 en zelfs van 80 vuurmonden. Deze groepen werden samen gesteld uit de divisie-artillerie, versterkt door geschut van de cavalerie-divisiën en van de Legerkorps reserve. De Franschen buitten de groote drachten van hun vuurmonden volledig uit door op voor de Oostenrijkers onbereikbare afstanden het vuur op den oprukkenden vijand en op de vijandelijke batterijen te openen. De beide groepen konden het geheele slagveld bestrijken en het is in dezen slag voor het eerst, dat de batterijen, welke een zelfde doel moesten bevuren daartoe niet meer in eikaars onmiddellijke nabijheid behoefden te worden opgesteld. Door de kleine drachten 958

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 58