was dit vroeger steeds noodzakelijk geweest. Nu de vuurmonden een schootswijdte van 2400 m konden bereiken werd deze zoo kwetsbare concentratie van artilleriematerie el verlaten en kon de vuurconcentratie van batterijen, tot één groep behoorende, uit verschillende opstellingen worden tot stand gebracht. De grond slag voor de „manoeuvre par le feu" was hiermede gelegd Ook aan Oostenrijksche zijde werden sterke groepen van 40 a 50 vuurmonden gevormd en er ontstond wederom een artil lerie-duel, waarbij het voordeel echter op overtuigende wijze aan de Fransche artillerie bleef. In tegenstelling met het Oostenrijk sche geschut, konden de Fransche vierponders, behoorende tot de divisie-artillerieën, de voorwaartsche beweging tijdens den slag goed volgen. De steun, welke de artillerie aan de infanterie verleende, be stond in hoofdzaak uit een krachtige artillerie-voorbereiding van den aanval, waartoe de divisie-artillerie met deelen van de Leger korps-artillerie en zoo noodig van de achtergehouden reserve artillerie in één groepsverband werden samengevoegd, terwijl tij dens den aanval de divisie-artillerie den infanterie-aanval volgde, om waar mogelijk en noodig nog verderen steun te verleenen. De voorbereidende beschieting omvatte zoowel het bevuren van de vijandelijke infanterie als de bestrijding van de vijandelijke batterijen, doch van een bepaalde taakverdeeling was vooralsnog geen sprake de artillerie vuurde op die doelen, welke de beste resultaten beloofden voor de uitwerking van het af te geven vuur. De infanterie-aanval werd echter eerst ingezet, nadat de vijande lijke batterijen geheel of gedeeltelijk tot zwijgen waren gebracht (vuuroverwicht)welke methode ook verder in den slag werd gevolgd. Deze oorlog, welke eindigde met een Fransche overwinning, gaf aanleiding tot de onjuiste gevolgtrekking, dat de Fransche stoottactiek superieur was aan de door de Oostenrijkers gevolgde uuurtactiek. De Pruisische veldheer VON MOLKTE toonde echter aan, dat deze conclusie niet juist was en in PRUISEN bleef men dan ook de methoden van de vuurtactiek beoefenen. De oorlog van 1866 tusschen PRUISEN en OOSTENRIJK zou bewijzen, dat VON MOLTKE juist had gezien. In dezen oorlog werd voor de eerste maal aan beide zijden ge streden met vuurmonden, voorzien van een getrokken schietbuis- In het Oostenrijksche leger waren sedert 1864 getrokken voorlaad- vuurmonden ingevoerd van de artilleriemacht bestond uit vierponders, uit zesponders). Echter waren ook nog drie „Ra- ketenbatterien" een soort berggeschut, dat „Raketen" van 6 pond tot een afstand van 800 a 900 m wegslingerde elke batterij van 8 stukken, alsmede 34 gladde vuurmonden aan Oostenrijksche zijde aanwezig. 959

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 59