aan beide zijden achterlaadgeweren gebruikt. Aan Fransche zijde het befaamde „Chassepof'-geweer van 11 mm, met een zeer be strijkend schot, een vuursnelheid van maximum 8 a 12 schoten per minuut en een werkzame dracht van 1200 m. Aan Duitsche zijde het „Zündnadef'geweer, dat ballistisch eenigszins achter stond bij het Fransche wapen. Een nieuwe verschijning op het gevechtsveld vormden de enkele mitrailleurs, welke aan Fransche zijde aan het gevecht deelnamen. De indeeling van deze mitrailleurs was oorspronkelijk bedoeld om aan de nog steeds gevoelde behoefte aan infanteriegeschut tegemoet te komen. Met de invoering van den mitrailleur werd dit vraagstuk echter geenszins opgelost, doch wel deed hiermede een wapen zijn intrede op het gevechtsveld, dat in de toekomst een beheerschenden factor in de tactiek zou gaan uitmaken De aanvalsmethoden van de infanterie waren ingesteld op een zoo ruim mogelijk gebruik van de nieuwe vuurwapens (vuurtac- tiek). De vuurstrijd werd gevoerd door dichte tirailleurlinie's, die door onmiddellijk achtervolgende troepen op sterkte werden ge houden en zoo noodig nog werden verdicht, ten einde zooveel mogelijk vuurkracht in de voorste lijn te brengen. Het voor dien tijd uitnemende Chassepot-geweer verleidde de Fransche aan voerders echter tot het steeds zoeken naar „belles positions", opdat het wapen toch vooral zijn hoogste rendement zou opleveren, het geen tot verlamming van den aanvalsgeest leidde. 1) Over het algemeen hadden de tactische vormen, waarin de infanterie in 1870 optrad zich nog onvoldoende aangepast aan de in de laatste jaren zoo sterk verhoogde vuuruitwerking van de handvuurwape nen en waren de lessen van 1866 nog niet in de voorschriften ver werkt. Het beginsel van verspreiding van doelen werd nog te veel verwaarloosdwas eenerzij ds een dichte tirailleurlinie noodzake lijk om zooveel mogelijk vuurwapens in het gevecht te brengen ten einde het vuuroverwicht te verkrijgen, aan den anderen kant vertoonden de opvattingen van 1870 nog vaak de verouderde ele menten uit de linie-tactiek-periode, en traden nog te veel gesloten eenheden op, waar zulks niet geboden was. Het gevolg bleef dan ook niet uitvooral in den aanvang van den oorlog werden zoowel aan Duitsche als aan Fransche zijde bloedige verliezen geleden. 2) Zie hieromtrent ook „Initiatief" door S. H. Spoor, I.M.T. 1936 Nr. 2, blz. 139 en 140. z) In den slag bij ST. PRIVAT (18 Augustus 1870) bedroegen de verliezen bij het Pruisische Garde-Korps 29%. Binnen een half uur tijds waren 32 officieren van de totale sterkte van 54 gedood. Van een geheele Brigade van 4000 man bleven nog 600 man over. Van één bataljon waren slechts 2 officieren niet gewond Het 3e Pruisische Garde-regiment had een totaal verlies te boeken in dezen slag van 36 officieren en 1060 onder-officieren en man schappen, waarvan 17 officieren alsmede 304 minderen gedood (zie ook Von Hindenburg Aus meinem Leben) 963

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 63