II. als in I, doch rompschijven. 9240 X r3465 patr. 16 banden, o In dit verband zij opgemerkt, dat de dagvoorraad van één mitrail leur bedraagt rond 26 banden! Tenslotte dient men nog rekening te houden met de geaardheid van het doelenterrein. Hiervóór werd uitsluitend gesproken van vlak terrein, maar indien dit terrein een helling heeft, is dit van een niet te verwaarloozen invloed op de dieptetrefferruimte. Hoe in zulk geval te handelen? Indien het doelenterrein oploopt, worden opgemeten de afstand tot den voorkant van het doelenterrein en tevens de terreinhoek, welke daarbij behoort; op gelijke wijze wordt gehandeld met dé achterzijde van het doelenterrein. De terreinhoek wordt nu op geteld bij den schootshoek, welke behoort bij de opgemeten afstand van dien terreinhoek en daarna in de schootstafel opgezocht welke afstand behoort bij dien samengetelden hoek. Het verschil tusschen beide nieuw verkregen afstanden is het doelenterrein gebracht in het horizontalen vlak. Vervolgens wordt gehandeld als werd gedaan bij doelen in vlak terrein. Voorbeeld. Afstand tot V (voorzijde doel) 1200 m; terreinhoek -f 12 %o Afstand tot A (achterzijde doel) 1350 mterreinhoek 18 °/oo Schootshoek 1200 m 34 °/00 terreinhoek 12°/0o 46 oo, behoort bij afstand 1400 m Schootshoek 1350 m 43 °/oo terreinhoek 18 °/00 61 %o, behoort bij afstand 1600 m verschil 200 m De munitie-inzet wordt dus berekend voor een terrein met een diepte van 200 m. Dat deze methode niet „in de puntjes nauwkeurig" is moge blijken uit het volgende: 971 V, A,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 75