982 S. vangt zijn artikel aan met te zeggen, dat wanneer men een vergelijking treft tusschen de verschillende landvliegtuigen in het algemeen en zeevlieg tuigen in het algemeen van eenzelfde bouwjaar voor de toestellen, die voor 1933 zijn ontworpen de meeste cijfers voor snelheid, stijgvermogen en nuttigen last voor de landvliegtuigen gunstiger zijn dan voor de zeevliegtuigen. Na 1933 zou hierin echter een merkwaardige ommekeer zijn gekomen. Om deze stelling te bewijzen vergelijkt S. dan verschillende typen vliegtuigen. Hierbij valt het echter op, dat zonder meer de Glenn Martin bommenwerper wordt vergeleken met de civiele vliegboot Sykorski 43. Hierbij wordt o.i. vergeten, dat de Glenn Martin geheel bewapend is en is ingericht voor het medevoeren van bommen. Vooral bij een vliegboot levert het veelal belangrijke bezwaren op de boot zoo te bouwen, dat de bommenlast in het bootlichaam kan worden opgenomen. Hetzelfde is het geval met het aanbrengen van de bewapening. In de eerste plaats is het moeilijk in het bootlichaam een bodemmitrailleur aan te brengen terwijl voor het brengen van vuur in achterwaartsche richting het meestal noodzakelijk is achter in de staart een opstelling voor een mi trailleur te maken. Al deze voorzieningen zullen tengevolge hebben, dat de civiele vliegboot, nadat zij voor militair gebruik is omgebouwd aërodynamisch zal zijn achteruit gegaan. Bovendien komt o.i. S. in tegenspraak met zijn hiervoren aangehaalde uitspraak, dat men toestellen moet vergelijken van hetzelfde bouwjaar. Volgens Jane's All the World's aircraft 1935 is de Sykorski in 1935 in serie gebouwd en in dienst gesteld. De Glenn Martin W 139 werd daarentegen reeds eind 1933 gebouwd en in 1934 in dienst gesteld. De Douglas DC 2, die S. eveneens in zijn beschouwingen betrekt, was zelfs reeds in 1933 in produc tie. Hoewel S. dan ook gelijk heeft wanneer hij zegt, dat de door hem ver geleken vliegtuigen na 1933 in dienst zijn gesteld, van hetzelfde bouwjaar zijn zij niet. Hoewel, zoo als uit het voorgaande zal zijn gebleken, S. 's betoog geen overtuigenden indruk maakt zijn zijn beschouwingen toch zeer zeker de lezing en overdenking waard. S. komt tot de conclusie, dat de practijk van de laatste jaren heeft bewezen, dat de vliegboot aërodynamisch zeker niet behoeft achter te staan bij het landvliegtuig, hetgeen wel het geval is met het drijvervliegtuig. Op grond van zijn prestaties kan de keuze van een landvliegtuig boven een vliegboot volgens S. dan ook niet gerechtvaardigd worden, andere factoren moeten dus bepalen of voor een bepaald doel een landvliegtuig dan wel een vliegboot het meest geschikte toestel is. Als deze factoren noemt S. dan le. het doel waarvoor het vliegtuig gebruikt moet worden 2e. het terrein waarboven het vliegtuig moet opereeren 3e. de exploitatiekosten. acL le.: Wil men in staat zijn groote vluchten te maken of wil men het vliegtuig gebruiken om een zeer groote militaire lading te vervoeren, dan dient men volgens S. zoo men over watergebieden beschikt geschikt voor het landen en starten in de eerste plaats naar de vliegboot om te zien ad. 2e.: Boven waterrijk terrein zou volgens S. het gebruik van vlieg- booten het voordeel opleveren, dat geen landingsterreinen behoeven te worden aangelegd en onderhouden. In elk geval zullen echter wel opslagplaatsen voor brandstoffen en bommen moeten worden ingericht, die als regel dicht aan de kust zullen zijn gelegen en daardoor zeer kwetsbaar zullen zijn. Landingsterreinen voor landvliegtuigen kunnen daarentegen meer landwaarts- in worden aangelegd. ad. 3.: Volgens S. zullen de aanschaffingskosten van een vliegboot iets duurder zijn dan die van een landvliegtuig. De onderhoudskosten van een vliegboot zijn echter zeker tweemaal zoo hoog als die van een landvliegtuig. Volgens S. zal echter wanneer men voor het gebruik van de landvliegtuigen eerst goede landingsterreinen met toegangswegen zal moeten aanleggen en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 86