990
nog sterkere glazen ter correctie behoeven onder de categorie der zooge
naamd „voorwaardelijk geschikten" onderbrengt. Het begrip „voorwaardelijke
geschiktheid" is gebaseerd op ervaringen uit den wereldoorlog, toen men
onder den drang der omstandigheden genoodzaakt was lieden in te lijven,
die normaliter nimmer tot den militairen dienst toegelaten zouden zijn. Men
had zoodoende een goede gelegenheid gegevens te verzamelen omtrent de
bruikbaarheid te velde van menschen met een slecht gezicht en de toenmalige
ervaringen hebben geleid tot het instituut der „voorwaardelijke geschiktheid",
waaraan de volgende minimum eischen gesteld zijn
1. Op het beste oog moet met correctie minstens V. V2 bereikt worden, doch
de corrigeerende glazen mogen niet sterker zijn dan de hierboven ver
melde.
2. Wanneer sterkere dan de zooeven bedoelde glazen vereischt zijn, moet
de betrokkene met glazen tot maximaal een sterkte van S 10,0, S
14,0 of C 5,0 minstens op een van beide oogen een gezichtsscherpte
bereiken van
Als de gezichtsscherpte nog meer verlaagd is en op het beste oog met
correctie minder dan V. Vz, echter minstens V. 14 bereikt wordt, dan is de
betrokkene slechts in beperkte mate voor den dienst bruikbaar en spreekt
het Duitsche keuringsreglement van „beperkte geschiktheid". Zoo het beste
oog na correctie een visus van minder dan 14 heeft, kan van een eenigszins
behoorlijke bruikbaarheid bij den gewapenden dienst over het algemeen
geen sprake meer zijn. Het spreekt van zelf, dat in alle bovenbedoelde geval
len de gezichtsscherpte op het slechtste oog minstens nog zoo goed moet zijn,
dat de betrokkene bij verlies van het goede oog, zij het dan ook met moeite
den weg weet te vinden. Bij blindheid of verlies van een van beide oogen
en normale gezichtsscherpte op het andere kan men op eigen verzoek tot de
categorie der voorwaardelijk geschikten worden toegelatenin het andere
geval bestaat beperkte geschiktheid.
Naast het centrale gezichtsvermogen, waaruit slechts de graad van het
vormenonderscheidingsvermogen blijkt, is in den modernen oorlog een be
hoorlijk kleurenzien voor den soldaat bijzonder gewichtig. Niet alleen dat hij
in staat moet zijn verschillend gekleurde lichtsignalen behoorlijk te onder
scheiden, maar de kleurenzwakke heeft ook veel meer moeite om 's vijands
verrichtingen in het terrein te volgen dan hij die in het bezit van een nor
maal kleurenonderscheidingsvermogen is.
Jammer zijn, zooals gezegd, ongeveer 10 van alle mannen kleurenzwak
vanwege dit hooge percentage heeft men in Duitschland voor den verplichten
krijgsdienst niet den eisch van een volontwikkeld kleurenonderscheidings
vermogen willen stellen.
In den grooten oorlog heeft nog een andere afwijking sterk de aandacht
getrokken, namelijk de nachtblindheid. Daar een gebrekkig adaptatiever
mogen voor den dienst te velde bijzonder hinderlijk gebleken is, bestaat bij
geringen graad van nachtblindheid slechts voorwaardelijke, en bij hoogere
graden algeheele ongeschiktheid voor den gewapenden krijgsdienst.
Gezichtsveldstoringen zijn meestal een symptoom van andere oogziekten
of van processen in het centraal zenuwstelsel, welke laatste uit den aard der
zaak bij de beoordeeling der al of niet geschiktheid voor den militairen dienst
den doorslag moeten geven. De ervaring heeft geleerd, dat geringe defecten
in het gezichtsveld of geringe beperking daarvan van weinig invloed zijn op
de bruikbaarheid als soldaat.
II. Geschiktheidseischen voor wat betreft het gezichtsvermogen voor
speciale wapens en diensten
1. Bij de beoordeeling der geschiktheid voor de officiersloopbaan worden
de eischen zoo hoog als maar eenigszins doenlijk opgevoerd en uit overi
gens eender gelijk gekwalificeerde candidaten vergelijkenderwijs slechts