1095 te weren, tot ons de steun wordt verleend van de mogendheden, wier be langen nauw met een onbeperkte handhaving van onze souvereiniteit in Ned.-Indië samengaan. Krachtige versterking van onze offensieve luchtmacht zal daartoe in de allereerste plaats noodig zijn, tegelijk met een betere verdediging van de genoemde plaatsen, o.m. door verzwaring van het aldaar opgestelde geschut. In het tweede deel der brochure toetst schrijver zijn uiteenzettingen aan de plannen der regeering, zooals die in het ingediende wetsontwerp tot ver hooging der defensie-uitgaven in Ned.-Indië zijn ontvouwd. Blijkens de Memorie van Toelichting van het wetsontwerp tot wijziging en verhooging van het 13de hoofdstuk der Rijksbegrooting, voor het dienst jaar 1936, zoo vangt schr. aan, vormt het vlootplan 1930 in hoofdzaak de basis voor de te nemen maatregelen tot versterking van de weermacht aldaar. Om de juiste beteekenis van dit plan in te zien, geeft hij vervolgens een beknopte uiteenzetting van wat het vlootplan in 1930 was en wilde zijn. Het vlootplan 1930 berustte op punt 5 der Grondslagen voor de verdediging van en de organisatie van de weermacht in Ned.-Indië, die in het begin van 1927 door het toenmalige kabinet in zijn geheel waren goedgekeurd. Punt 5 dier Grondslagen luidt in zijn geheel aldus De zeemacht in Ned.-Indië bestaat uita. de zeegaande vlootb. het drijvend materieel voor locale verdediging en versperring c. de maritieme luchtmacht en d. de maritieme inrichtingen aan den wal. Het deel sub a. de zeegaande vloot heeft een sterkte van ten minste 2 kruisers, 8 jagers en 12 onderzeebooten, onverminderd de mogelijk heid om aan een of meer van deze schepen, krachtens Koninklijke mach tiging, tijdelijk een andere bestemming te geven. Wat het meest klemt. Men heeft hier slechts aangegeven het aantal schepen, dat toen aanwezig was, of waarvoor de Volksvertegenwoordiging reeds de gelden had toegestaan. Het vlootplan 1930, zoo betoogt schr., is niets meer, en wilde ook niet meer zijn, dan een plan, dat tot niets bond. En op grond van zijn conclusies, aan het slot van het eerste deel zijner brochure, is hij van meening, dat niet de aanbouw van een materiaalreserve het meeste klemt, maar veeleer een krachtige uitbreiding van de offensieve luchtmacht voorop moet staan, tegelijk met een betere bevestiging van de vier belangrijke punten, waar voor een schending van onze souvereiniteit het meeste gevaar bestaat en een geslaagde strategische overval onze verdediging het gevoeligst zou treffen. Door de groote snelheid van het vliegtuig is een snelle concentratie van alle beschikbare luchtkruisers binnen zeer korten tijd mogelijk en door de superioriteit van groote landvliegtuigen boven het luchtmateriaal, dat een aanvaller altijd over zee zal moeten aanvoeren, zal dit overwicht verzekerd zijn, mits onzerzijds over een voldoend aantal groote landvliegtuigen wordt beschikt. Het aantal van 108, dat de meerderheid der commissie-Kan noodig heeft geoordeeld, zal daartoe voorloopig voldoende zijn. „Wanneer wij over zoodanige macht beschikken, zullen, zoo meent schr., aan elke vijandelijke onderneming tegen ons uitgestrekt gebied veel ern stiger beletselen in den weg worden gelegd dan ooit met lichte kruisers zijn te bereiken, terwijl onze duikbooten slechts dan met kans op succes haar aanval op de vijandelijke vloot kunnen inzetten, wanneer het meester schap in de lucht aan onze zijde blijft." Efij betreurt het, dat de minister, die de groote beteekenis van den lucht- kruiser inziet en daarvan ook heeft getuigd, de logische gevolgtrekkingen, daaruit voortvloeiende, niet maakt. Want ware dit het geval geweest, dan had niet het volgen van het vlootplan 1930 het hoofdpunt van het thans ingediende wetsontwerp moeten zijn, maar wel de uitbreiding van de lucht macht van het leger in Indië.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 102