van de verdediging berust ten slotte op het afgeven van de afslui
tingsvuren op het juiste tijdstip.
Nog in een andere phase van de verdediging werd op de samen
werking een groote wissel getrokken, nl. bij het uitvoeren van tegen
aanvallen, waarbij de artillerie haar rechtstreekschen steun moest
verleenen. Deze samenwerking vond in wezen op dezelfde wijze
plaats als bij den aanval. De aanwijzing van doelen werd hierbij
echter aanmerkelijk vereenvoudigd, omdat de aanvaller in volko
men bekend terrein optrad.
Slotbeschouwing.
Wij hebben in de voorgaande bladzijden getracht de hoofdlijnen
te trekken, volgens welke de samenwerking tusschen de infanterie
en de artillerie zich in den loop van de geschiedenis heeft ont
wikkeld. Wij hebben den lezer gevoerd langs de bataljons van
GUSTAAF ADOLF, langs de linie-formatiën van FREDERIK DE
GROOTE en de aanvalscolonnes van NAPOLEON tot op de slag
velden van 1914 1918. Wij hebben de bataljons- en later de
regimentstukken van FREDERIK DE GROOTE en van NAPO
LEON bezien, de „grande batterie" van WAGRAM beschouwd,
de gevolgde methoden in 1870 geanalyseerd om ten slotte de vuur-
wals en de vuurconcentratie's van den laatsten oorlog als middel
voor de samenwerking aan hun resultaten te toetsen
Wanneer wij thans deze historische beschouwingen in gedachten
laten voorbij trekken, zal de lezer ons moeten toegeven, dat het
door ons geschreven woord bij den aanvang van dit opstel„Het
vraagstuk van de samenwerking tusschen infanterie en artillerie
is zoo oud als de artillerie zelf" de volle waarheid bevat. Steeds
heeft men gezocht naar de middelen en methoden om deze samen
werking zoo innig mogelijk te doen zijn, opdat het projectiel zoo
spoedig mogelijk op de plaats kon worden gebracht, waar de infan
terie er behoefte aan had.
Maar tegelijkertijd ziet men den merkwaardigen kringloop,
welke in de historie van het krijgswezen t.a.v. dit onderwerp ligt
opgesloten, nl. het gebruik van het bataljons-(regiments-)geschut
uit de 17e en 18e eeuw tot de invoering van het infanteriegeschut
in den laatsten oorlog. Ontstaan uit verschillende overwegingen,
blijft toch de gedachte, welke aan beide ten grondslag ligt, bestaan
de infanterie moet zoo snel mogelijk worden geholpen bij het
overwinnen van weerstanden, waarvoor haar eigen bewapening
ontoereikend is. Al mogen de middelen verschillen en de omstan
digheden totaal gewijzigd zijn de tactische motiveering
voor de indeeling van geschut bij de infanterie blijft.
Tevens valt uit den geschetsten ontwikkelingsgang van de
samenwerking de evolutie in de artillerie-tactiek te lezen. Al
vormt het verleenen van rechtstreekschen steun slechts een onder-
1032