1082 Gebruik van tankmijnen. Commandant Piere Quenot geeft in de Revue d'infanterie van April 1936 een résumé van de D. denkbeelden omtrent de verdediging tegen vewn. M.b.t. het gebruik van tankmijnen geeft S. twee tegengestelde meeningen weer, welke in de D. literatuur worden aangetroffen. Gnl. von Eimannsberger acht 3 mijnen per m' noodig dat worden voor een divisiefront van 12 km dus 36.000 mijnen. Dit aantal moet met 12 000 worden vermeerderd om eenige diepte te verkrijgen. Zijn er enkele natuurlijke hindernissen, dan kan het totaal op 44 000 worden gesteld. Het plaatsen der mijnen is specialistenwerk en wordt in dezen omvang onuitvoerbaar. Men moet zpn eischen verminderen en zich beperken tot défilé's, speciaal gevaar lijke zone s e.d. (voor het plaatsen van 20 000 mijnen acht. S. een bat.pi. van 3 cien. noodig met een werktijd van minstens 6, doch vaak 12 tot 24 uren). Een andere S. geeft gunstiger gegevens. Naar zijn inzicht kan men nooit genoeg waarde hechten aan de verdediging door mijnen. Tegen lichte en middelbare vewn. acht hij een mijn van 5 kg voldoende. Een pioniersoldaat kan per uur 6 dergelijke mijnen plaatsen en camoufleeren d.i. door een sie.pi. 200 per uur en 800 a 1000 gedurende een nacht (4 a 5 uren werken). Per m' worden 2 mijnen voldoende geacht, niet in één lijn geplaatst, doch met eenige diepte, (bij de laatste Eng. manoeuvres beschikte elke inf. brig, in de verdediging over 400 mijnen voor een front van 2.5 a 3 km). Verneveling bij vew. aanval. Na gewezen te hebben op het succes van verneveling bij vew. aanvallen tijdens den wereldoorlog, geeft majoor Volckheim in St. Christophorus 1936 Heft 7, eenige theoretische beschouwingn, m.b.t. dit onderwerp. Natuurlijke lichte nevel, met een zicht tot op 100 m. bemoeilijkt het onderlinge verband niet storend men nadert den vij. ongezien tot op gerin gen afstand, waardoor verrassing wordt bereikt en verwarring bij den vij. ontstaat en het gebruik van afweerwapens op gunstige schootsafstanden onmogelijk wordtde uitvoering van het gevecht blijft mogelijk. Natuurlijke dichte nevel bemoeilijkt voor den aanvaller de orienteering en het gezichtsverband vermindert de aanvalssnelheid en verhindert het tijdig verkennen van hindernissen de wapenwerking van aanvallende vewn. en verdedigend afweergeschut wordt aanzienlijk minder. Kunstmatige lichte nevel verhindert het uitzicht door den vij., terwijl men zelf uitzicht behoudt, behalve tijdens het doorschrijden van het nevel- scherm vij. waarneming en vuuruitwerking dus ernstig gehinderd mits over een voldoende breedte wordt verneveld c.q. schijnvernevelingen blijft de vij. in het onzekere betreffende het punt, waar hij zijn afweerwapens moet instellen op het oogenblik, dat blijkt waar de aanval zal plaats hebben, is het hiervoor te laat. Kunstmatige dichte nevel werkt ongeveer als natuurlijke dichte nevel, doch heeft minder diepte. Munitieverbruik in oorlogstijd. Militaire Spectator, September 1936 „Blijkens een mededeeling in onder staand blad, ontleend aan Krassnaja Swesda van 17-10-'35 wordt bij de Poolsche industrieele oorlogsvoorbereiding gerekend met het volgende gemiddelde verbruik aan projectielen per oorlogsdag geweer 5, lichte mitr. 60, zw. mitr. 180, licht geschut 25, zwaar geschut 10. M.W. 11 Nov. 1935". d. V.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 89