1085 ondanks hun primitieve bewapening (uitsluitend met geweren) een buiten gewone taaiheid in het harceleeren. Zij vermeden iedere opeenhoping van troepen. Hun organen waren overal en nergens. Het terrein werd ten volle uitgebuit. De It. vonden nergens aanvalsdoelen en werden van alle zijden beschoten, zij konden hun betere bewapening noch hun tanks benutten. De nacht was de tijd van den strijd. Als een enkel uit de vele voorbeelden noemt S., dat eens de It. inf. na een 24-urigen strijd niet verder dan IV2 km vorderde, ondanks een groot aantal tanks, welke voor de inf. het terrein had te zuiveren. De Ab. lieten de tanks eenvoudig passeeren, zoodra echter de vij. inf. onder schot kwam, werd deze uit iedere schuilhoek, welke het terrein in groot aantal biedt, hevig bevuurd. S. ziet hierin een versterking van de overtuiging, welke n.a.v. de laatste veldslagen in den wereldoorlog al was gevestigd, dat een oorlog niet door groote materiaalslagen kan worden gewonnen, welke bovendien alleen moge lijk zijn, als tegenover een groote hoeveelheid materiaal door den tegen stander ook een nagenoeg even groote hoeveelheid wordt gezet. De methode moet zijn het inzetten van kleine, bewegelijke detachementen, welke de opeenhooping van een groote hoeveelheid materiaal van den tegenstander kunnen ontgaan. In Ab. werden de It. legermassa's in dien tijd steeds weer in rug en flanken bedreigd. Voorwaarde voor een bewegelijke guerilla is echter de beschikking over een groote ruimte, zooals in Ab. het geval was. De oorzaak van den beslissenden nederlaag voor de Ab. was dat de guerilla slechts aan de Tigre werd gevoerd, maar op een ander deel op het N. front was Ras Mulugeta zoo onverstandig te Amba Araden een groot leger op te stellen, waardoor Maarschalk Badoglio de gelegenheid kreeg in een 5 daag- schen (11-15 Febr.) slag het vij. front te doorbreken en daardoor de guerilla troepen van hun basis af te snijden. De totale demoraliseering, welke hierop aan Ab. zijde volgde, stelde de It., dank zij een voorbeeldige organisatie van den aan- en afvoerdienst, in staat naar Addis-Abeba te marcheeren. Tk. Artillerie. Samenwerking Infanterie Artillerie. De M.W.M. van Juni 1936 geeft een Preisschrift, handelende over Zusam- menwirken der Infanterie und Artillerie im neuzeitlichen Bewegingskampfe van de hand van Major des B. H. Zuber. S. wijst er op, dat de samenwerking der beide wapens in den bewegingsoorlog moeilijker is dan in den stelling oorlog. De door de art. te geven steun is volgens hem het best verzekerd, indien elk bat. in voorste lijn moet samenwerken met een bepaalde bij., welk idee algemeen in Oostenrijk schijnt te worden gevolgd. De moeilijkheden spruiten echter vooral voort uit het moeilijke contact met de voorste lijn, terwijl toch juist in den bewegingsoorlog deze voorste inf. een veel uitge breider net van waarnemingsposten heeft dan de art. S. ontwikkelt dan het denkbeeld om met lappen in de voorste inf. lijn de wenschen aan de art. kenbaar te maken. Elke inf. groep zou dan een dozijn lappen van verschil lende kleuren en vormen moeten medevoeren, waarmede de plaats, de voor nemens, de vuuraanvraag en zelfs de ligging van het vuur kunnen worden aangeduid. Wij kunnen de gegeven oplossing niet bewonderen. Deze lappen- exercitie, gesteld dat zij mogelijk en uitvoerbaar is bij een onderdeel in voorste lijn, dat steun noodig heeft en dus vermoedelijk onder vuur staat, moet onver mijdelijk de aandacht van vijandelijke lucht- en grondwaarnemers trekken. Maar bovendien is de grondgedachte verkeerd. Bij een beperkte art. en munitie-voorraad is het onjuist, dat elke groepscdt. van de inf. rechtstreeks art. vuur kan aanvragen, aan welk verzoek uiteraard z.v.m. voldaan zou

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 92