1086 worden. Dit is strijdig met het economisch gebruik niet alleen van de art. doch van alle ter beschikking staande middelen. De hoogere inf.cdt. moet beslissen, welke middelen (manoeuvre van andere onderdeelen, zware inf. wapens, art.) gebruikt zullen worden om een bepaalden weerstand te over winnen. Beter kunnen wij ons vereenigen met het slot van schrijvers beschouwingen, waarin hij voorstelt om de oefeningen in samenwerking tusschen inf. en art. zeer minutieus op te zetten, waarbij een bepaalde oefening eerst in onder deelen door beide wapens afzonderlijk wordt beoefend om geleidelijk meer samengesteld te worden. Generaal Challéat geeft in de R. d'Art. van April '36 in een interessante studie zijn meening weer over den voor de art. aan de inf. te verkenen steun L'artillerie d'infanterie et de commandement. Liaisons. Hij staat v.w.b. het gebruik der (bestaande) div.art. vrijwel geheel op het standpunt, dat onze Ned.-Ind. reglementen huldigen, zulks in tegenstelling met de meening van vele Fr. artilleristen, o.a. weergegeven in het boek „Doctrines" van Lieut.col. Camps (zie bespreking in W. J. 1935), welke hij becritiseert. De juiste oplos sing van het probleem der samenwerking ziet S. echter in de invoering van nieuw materieel voor de div. art., n.l. de „artillerie d'infanterie", welke geheel ter beschikking wordt gesteld van de cdtn. der inf.regn., waardoor de div.cdt. de volledige 'beschikking houdt over de rest der art., d.i. de „artillerie de commandement". Voor de infanterie-artillerie wenscht S. een vuurmond van 75/47, dus een houw. van 75 mm (dracht 7 km) en een vlakbaan-antitank- kanon van 47 mm op dezelfde affuit (gewicht in bij. 450 kg), bediend door artilleristen en bij de div. ingedeeld tot een hoeveelheid van 1 afd. a 3 bijn. van 6 stukken, waaraan z.m. nog per bij. toe te voegen 1 sectie lichte hou witsers van 10,5 cm (gew. 560 km, dracht 5 km). In de R. d'Inf. van Juni 1936 geeft S. deze denkbeelden nogmaals, doch in verkorten vorm, weer onder den zelfden titel. Naar aanleiding van vorengenoemde studie schrijft Chef d'esc. A. Maire in de Juni afl. 36 van de R. d'Art. een kort artikel over den steun der art. L'artillerie d'appui direct. Kort en duidelijk zet de S. de theorie van Gnl. Challéat tegenover die van de artilleurs „d'opposition" ou „extra purs". Volgens de hierboven reeds weergegeven meening staat de groep voor rechtstr. steun v.w.b. de vuren onder de bevelen van den te steunen inf. reg.cdt.; de vuren, welke hij voorschrijft hebben den voorrang boven alle anderezelfs de div.art.cdt. kan niet over deze art. beschikken dan na bekomen instemming van den inf.reg.cdt. Evenmin mag de art.groepscdt., een doel ontdekkende, dat niet rechtstreeks het te steunen reg.inf. bedreigt (vijandelijke bij., aut. wapens, welke echarpeerend vuur afgeven op een neven reg.), zonder vooraf bekomen instemming van zijn inf. hierop vuren. De lijnrecht hiertegenover staande meening verlangt echter, dat de vuren worden afgegeven op initiatief van den art.groepscdt.; daartoe maakt hij gebruik van alle hem ter beschikking staande inlichtingen, zoowel van de te steunen inf., als van eigen waarnemers, van neventroepen, van zijn chefs, van de luchtwaarnemers zoodoende kan hij de behoeften der inf. voorzien zonder op vuuraanvragen behoeven te wachten. S. meent dat de waarheid in het midden ligt. Volgens hem behooren de vuren van den inf.reg.cdt. den voorrang te hebben boven de vuren, welke de art.groepscdt. op eigen initiatief afgeeft. Doch de door den div.art.cdt. (als uitvoerder van den wil van den div.cdt.) gelaste vuren ten behoeve van vuurconcentraties hebben weer voorrang boven de door den inf.reg.cdt. gevraagde vuren. De div.art.cdt. zal slechts in uiterste noodzaak hiervan gebruik maken, n.l. wanneer een ernstig incident dwingt om alle beschikbare vuurkracht te concentreeren op een bepaalde critieke zone (aut. wapens, art., e.d., welke de aanvalskracht van een nevenreg. uitputten tegenaanval

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 93