verbonden kosten (bij kleine zaken behoeft een beëedigd verba lisant niet steeds door den rechter opgeroepen te worden doch kan de rechter recht spreken op een zoogenaamd „ambtseedig- proces-verbaal") Uit de uitdrukking „den voorgeschreven eed afleggen alvorens hun betrekking te aanvaarden" zou men voorts nog kunnen lezen, dat men alvorens beëedigd te zijn nog geen politioneele bevoegd heid zou hebben, aangezien men zijne betrekking nog niet mag aanvaarden. Deze gedachte wordt echter te niet gedaan door de volgende clausule voorkomende in de „Uitvoeringsbepalingen van den Directeur van B.B.", uitgevaardigd naar aanleiding van het „wervingsbesluit" gedateerd Buitenzorg, 1 December 1933 Nr. 17 onder „Ten tweede" nl.: Dus ook onze militairen in de buitengewesten verkrijgen poli tioneele bevoegdheid zoodra het betrekkelijke besluit van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur hun ter hand is gesteld. Daarna volgt voor de reeds aangegeven categorieën de beëediging, voor andere categorieën evenwel niet, zij het ook, dat zulks o.i. toch gewenscht is. De eedsaflegging bij de politie heeft slechts tot gevolg, dat de betrokkenen het recht verkrijgen tractement te ontvangen en ambtseedige processen-verbaal op te maken. Taak. Het V.P.T.L. geeft m.b.t. de onderwerpelijke diensten onder Hoofdstuk II c 1. (Stbl. 1927 Nr. 345) het volgende aan 1135 art. 19 (2). „De aanstelling van het politie-personeel (zoowel het onder verband dienende als het niet onder verband dienende personeel) geschiedt door de betrokken Gezaghebbenden als vermeld in bijlage A" (d.i. voor de militairen het Hoofd van Gewestelijk Bestuur). „(3) Aan deze aanstelling ontleenen de betrokken politie-beambten hun politioneele bevoegdheid". 7a. (1) In de gewesten of gedeelten van gewesten buiten Java en Madoera, alwaar geen veldpolitie ter beschikking staat van het burgerlijk bestuur of de aanwezige veldpolitie-macht onvoldoende is om haar taak in vollen omvang naar behooren uit te oefenen, kunnen, al naar gelang van behoefte en omstandigheden, op verzoek en ter beoordeeling van het betrokken Hoofd van Gewestelijk Bestuur aan de in die gebiedsdeelen beschikbare legermacht politiediensten worden opgedragen, welke behooren tot de taak der veldpolitie. (2) Op het verleenen van den hierbedoelden militairen bijstand zijn de bepalingen van Hoofdstuk II sub c en van Hoofdstuk III punt 9 leden 1 tot en met 5 van toepassing. (3) De op verzoek van het Hoofd van Gewestelijk Bestuur door den betrokken Militairen Commandant voor het verrichten van veld- politiediensten aangewezen militaire afdeelingen blijven in volledig militair verband onder de bevelen van dien commandant (zie voorts bijlage IV).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 37