Tot goed begrip van den politieken toestand in Europa bij den aanvang van 1859 moge een korte schets van de nationale begeerten voorafgaan. In Centraal Europa was het omvangrijke Germaansche centrum van theoretisch haast onaantastbare kracht. Edoch in den Duitschen Bond was lang niet alles koek en eiin 't bijzonder benijdden de twee grootmachten Oostenrijk en Pruisen elkander de hegemonie, en waren de Welfenstaten Schleswig en Holstein zeker anti Pruisisch. Rusland was door zijn oorlog in de Oriënt volkomen uitgeput het bezat een krachtig leger noch geld, en behoefde meer dan ooit den vrede om zijn inwendige reorganisatiete kunnen doorvoeren. Maar op Oostenrijk gebeten was het land wel, en en ook dit is niets ongewoons met meer dan gewone banden aan Frankrijk verknocht. Engeland, de oorsprong van den Shylock, zag met het oog op zijn wereldhandelsnet elke verstoring van den vrede met tegenzin aan, evenals iedere machtsvorming welke zijn imperium zou kun nen bedreigen. Denemarken was uit den aard der zaak tegen Pruisen, dat in den oorlog van 1848/49 Schleswig en Holstein had gesteund. Nederland, na 1830 verzwakt, met een oorlogsleger van 30.000 viermaanders, legde geen gewicht in de schaal der internationale politiek hoewel de Koning als Duitsch Bondsvorst in een Bonds- oorlog gedwongen zou kunnen worden tot een bezetting van Luxemburg. België had zich na 1830 tot een belangrijke natie ontwikkeld, die na een korte periode van sterk verband tot Frankrijk (l'his- toire se répète weldra had ingezien dat Frankrijk de eenige ware vijand was van zijn nationale zelfstandigheid, en derhalve Engeland, Pruisen en Nederland als zijn natuurlijke bondgenooten beschouwde. Zwitserland was na den vrede van Westfalen „gegarandeerd neutraal", bezat een volksleger van 100.000 man, en had vele Fransche sympathieën. Over Italië sprak ik hiervoren reeds in het kort. En ten slotte Frankrijk, geregeerd door Napoléon III, een vorst die zijn troon, behalve aan zijn in het land populairen naam, dankte aan revolutionaire krachtenen dit in tegenstelling tot zijn neef Napoléon I, wiens macht grondde op oorlogsroem en op de onderwerping van de revolutie. Gefundeerd was zijne positie dus zeker niet. Tegenover Napoléon I's vreedzame politieke slaap- 2) De afschaffing der slavernij en vervanging daarvan door het mir- communisme. 1101

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 3