Dit punt uit de instructie geldt uiteraard mede voor militaire
patrouilles, uitgezonden met een politioneele opdracht. We zouden
daaraan nog kunnen toevoegen art. 18 van ons V.P.T.L. luidende
„De hoofden moeten steeds worden behandeld met de onderschei
ding aan hun rang verschuldigd.
Omgekeerd eische men ook van hen, dat zij de officieren en pa
trouillecommandanten behandelen met de onderscheiding, aan hun
positie verschuldigd".
Afstappende van de Instructie voor de Veldpolitie komen we
nog even terug op het V.P.T.L. punt 7a ad (3), luidende:
„De op verzoek van het Hooffd van Gewestelijk Bestuur door den
betrokken militairen Commandant voor het verrichten van Veld-
politiediensten aangewezen militaire afdeelingen blijven in volledig
militair verband onder de bevelen van dien commandant".
Hieruit zou men kunnen lezen, dat alleen aan volledige brigades
politioneele opdrachten gegeven kunnen worden. Alsdan zou echter
de organisatie bij het leger (brigades) te star zijn vergeleken bij
die van de politie.
Zonder geheel over stag te gaan naar de voor het leger uit
een oogpunt van discipline wellicht al te soepele organisatie
van de politie, valt in die richting toch wel iets te bereiken. Het
V.P.T.L. zegt nml. in pt. 46 (2) het volgende
„In streken, waar verzet niet geheel is uitgesloten, mag een pa
trouille nimmer zwakker zijn dan 1 brigade, ter sterkte van minstens
15 karabijnen."
Zulks houdt dus in, dat in streken, waar verzet is uitgesloten,
met kleinere afdeelingen mag worden gewerkt. Nu wordt zoowel
in het V.P.T.L. als in de excursieorder gesproken over halve en
kwart brigades. Wij hebben daartegen bezwaar en zouden liever
zien, dat men sprak van twee-derde en één derde brigades, omdat
bij de brigades in de buitengewesten 3 man kader zijn ingedeeld
in de practijk wordt dan ook reeds tot driedeeling van de brigades
overgegaan.
Met een minimum sterkte van 15 karabijnen per brigade (een
sterkte, welke tegenwoordig veelvuldig voorkomt) kan men dan
beschikken over 3 groepen, elk van 5 karabijnen en elk onder
bevel van een man kader (den brig.cdt., den res.brig.cdt. en den
korporaal, aan wien helaas nog geen politioneele bevoegdheid is
toegekend, zie V.P.T.L. bijlage IV).
In volkomen gepacificeerde gebieden is het ons inziens geen
bezwaar, afdeelingen ter sterkte van 2/3 brigade (10 karabijnen)
uit te zenden, mits niet te lang. Van afdeelingen ter sterkte van
1/3 brigade (5 karabijnen) zouden we echter willen eischen, dat
ze steeds des avonds weer te zamen bivakkeeren met de rest van
1140