wordt op een andere plaats in de M. v. T. nogmaals terloops
opgemerkt, dat de straffen meer in het bijzonder het karakter
van maatregelen van militaire vorming en opvoeding behooren te
hebben. De theoreticus kan dus met het volste recht beweren, dat
ook het Nederlandsche tuchtrecht met, zooals wij later zullen
zien, het Ned. Indische, voornamelijk is gebaseerd op het verbe
teringsprincipe. Hij behoeft daartoe slechts te verwijzen naar
het eerste gedeelte van de aangehaalde clausule uit de M. v. T.
Maar de objectieve lezer, die naast deze definitie uit de M.v.T.
waarin in de eerste plaats het vergeldingsprincipe naar voren
wordt gebracht, daarna de algemeene preventie wordt aangestipt
en tenslotte ook nog de verbetering wordt genoemd de wijze
beziet waarop het Legerbestuur in Indië bij A. O. 1934, nr. 14
Hoofdstuk E punt 1 lid 4 en 9, zijn opvatting omtrent het tucht
recht kenbaar maakte „De krijgstuchtelijke straffen mogen
„niet overdreven zijn en moeten vooral de strekking hebben om
„den strafschuldige te verbeteren en hem terug te houden van
,jhet zich opnieuw schuldig maken aan krijgstuchtelijke ver
grijpen. In beginsel verdient het aanbeveling niet tot het op
leggen van straffen wegens dienstverzuimen aan recruten over
„te gaan, dan nadat gebleken is, dat vermaningen en terecht
wijzingen geen doel treffen, en dat onwil of weerspannigheid in
„het spel is" zal waarschijnlijk tot de conclusie komen, dat
er wel degelijk een principieel verschil omtrent de opvatting van
het grondbeginsel van het tuchtrecht bestaat bij de autoriteiten
in Nederland en die in Indië de Indische autoriteiten hebben on
omwonden stelling gekozen voor het verbeteringsprincipe, de Ne
derlandsche daarentegen voor een combinatie van vergeldings- en
verbeteringsprincipe, daarbij dan nadruk leggend op het eerste.
Deze conclusie is niet alleen gebaseerd op een letterkundige
ontleding der aangehaalde clausules met gebruikmaking van den
algemeen geldenden regel, dat men in een schriftuur de zaken
noemt in de volgorde der belangrijkheid waarin men ze ziet, maar
vindt voor een niet onbelangrijk deel haar grond in de veelvul
dige gesprekken, welke wij over dit onderwerp met officieren
van de Koninklijke Landmacht in Nederland mochten hebben,
zoomede in de bestudeering van voorbeelden in het hier besproken
boekwerk. Overigens achten wij het ook volkomen verklaarbaar,
dat de Legerautoriteiten in Nederland minder den nadruk leggen
op het verbeteringsprincipe dan het Legerbestuur in Indië.
De eerste vereischten om het verbeteringsprincipe tot zijn
recht te doen komen, zijn toch
a. dat de tuchtrechter zijn menschen door en door kent en
hun karakter weet te peilen, zoodat hij voor elk individu die
1156