strafmaat weet toe te passen, waardoor de man de meeste kans heeft werkelijk verbeterd te worden 1 b. dat de betreffende objecten er inderdaad prijs op stellen om verbeterd te worden. In Indië wordt, als wij het betrekkelijk geringe militie-con tingent buiten beschouwing laten, in het algemeen aan beide voor waarden voldaan. Natuurlijk bestaan hierop wel uitzonderingen, bijv. commandanten, die hun menschen onvoldoende kennen, en doorzetters, die geen verbetering wenschen. Als regel mogen wij echter aannemen, dat in een leger van beroepsmilitairen de com mandant zijn menschen goed kent (overplaatsingen veroorzaken hierin een betreurenswaardig doch niet te ondervangen tijdelijk zwakke plek) en de ondergeschikten wel zóóveel militair gevoel hebben, of bij gemis daaraan een voldoend ontwikkeld begrip van hun eigen belang bezitten, dat zij voor verbetering vatbaar zijn. Stellen wij ons daarna de vraag, of in een militieleger, in casu de Nederlandsche Landmacht, in de zelfde mate aan deze voor waarden voldaan wordt, dan kan hierop zonder aarzelen met een volmondig „neen" worden geantwoord. Natuurlijk bestaat er bij een militieleger wel een gradueel verschil. Bij de bereden wapens bijv. is de diensttijd vrij lang en zou men aan de sub a genoemde voorwaarden kunnen voldoen. Aan de sub b genoemde voorwaarde zal bij dienstplichtigen uiteraard steeds in veel mindere mate worden voldaan dan bij beroepsmilitairen. Bij de onbereden wapens is de diensttijd echter zóó kort, dat ook aan de voorwaarde sub a als regel niet ten volle voldaan zal kunnen worden. Zoo zien wij dus een o.i. volkomen juist verschil in de grond slagen van het tuchtrecht. Maar dan behoeft het ook geen verder betoog, dat het een zaak van de grootste urgentie is, dat de Indische tuchtrechter een handleiding krijgt, als in het begin van dit artikel genoemd, doch nu speciaal voor Indië samengesteld. Het is mij niet bekend, of daaraan reeds wordt gearbeid mocht dit niet het geval zijn, dan kunnen wij slechts hopen, dat zij, die daartoe krachtens hun capaciteiten en beschikbare bronnen in staat zijn, daarmede alsnog een aanvang zullen maken. Alvorens deze bijdrage te besluiten moge als kleine illustratie van de noodzakelijkheid van een eigen, op Ned. Indische opvat tingen gebaseerde, behandeling van het W. v. K. en het R. K. een enkel voorbeeld volgen van een bij een artikel uit de Nederlandsche 1157 b Het zal vooral bij personen niet altijd mogelijk zijn, die men pas kort onder zijn bevelen heeft, dit inzicht uitsluitend te verkrijgen door eigen waarnemingen met de daarbij behoorende gevolgtrekkingen en zal de tucht rechter voor het vaststellen van 's mans karakter en mentaliteit, zijn aange wezen op de inlichtingen van sectie- en brigadecommandant.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 59