3. De Bondsplichten getrouw nakomen en Oostenrijk in den strijd tegen Frankrijk steunen Deze laatste mogelijkheid bood de meeste voordeelen zij was gemakkelijk uit te voeren, noodzaakte niet tot den strijd tegen de andere Duitsche Bonds- landen, welke alle aan Oostenrijks zijde stonden, en was niet in strijd met het nationale gevoel. Pruisen besloot daarom Oostenrijk in zijn strijd tegen Frankrijk te ondersteunen. Maar van harte zou die steun niet gegeven wor den en diende hij eer als een goede oefening voor het leger te worden beschouwd, zonder dat het land zich zou compromitteeren. Een dergelijke bondgenootschapssteun scheen wel uitvoerbaar, maar bij de uitvoering zou wel eens kunnen blijken, dat de „groote manoeuvres" in een werkelijken oorlog zouden overgaan, waarbij het om Pruisens bestaan zou gaan. Daarom won bij Von Moltke meer en meer het denkbeeld veld, dat hoewel toch nog onder gunstige voorwaarden gevoerd, immers tegen een Frankrijk dat welhaast de helft van zijn leger in Italië zou noodig hebben en met den steun van de Bondscontingenten, de aanstaande oorlog tegen Frankrijk aan Pruisen toch minstens territoriale winst zou moeten brengen als vergoeding voor de enorme offers en de gevaren, welke de aan Oostenrijk te verleenen Bondsondersteuning zou ten gevolge hebben. Die aanwinst van gebied kon alleen maar in Frankrijk worden gevonden, waar de oude Duitsche provinciën Lotharingen en Elsasz schenen aange wezen om weder in Duitsche handen over te gaan, en de natuur lijke grens tusschen Duitschland en Frankrijk de Vogezen x) -aldus zou zijn hersteld. Dit oorlogsdoel bepaalde tevens de richting van den eventueelen aanvalwant hoewel het Fransche leger het eerste operatieobject zou zijn, onafhankelijk van het territoriale doel dat men zich stelde, lag het toch voor de hand om beide factoren zooveel mogelijk in verband met elkander in de uitvoering te verwerken. Alleen een aanval op het Fransche leger, b.v. door België naar Paris, zou wel dat leger op zijn weg vinden, daarmede echter het oorlogsobject niet hebben ver meester d. Von Moltke meende daarom het Duitsche Bondsleger in twee groote groepen te moeten doen optredeneen hoofd groep voor den strijd tegen het Fransche leger en een nevengroep, welke na belegering van de vestingen Strassbourg en Metz, Lo tharingen en Elsasz zou bezetten. Het hoofdleger wilde hij daartoe 1103 b Dat een rivier (als de Eijn) de grens zou kunnen vormen tusschen twee naijverige Rijken, met haar uiterst moeilijke en aan kansen op con flicten zoo rijke wederzijdsche regelingen van scheepvaart, afwatering, over brugging e.d.m., zooals thans nog over een gedeelte het geval is, en wat Maarschalk Foch over den geheelen benedenloop wenschte, zal bij dieper doordenken wel niemand meer propageeren tenzij de Maarschalk dan onder een riviergrens tevens een ruime strook op den re-oever begreep.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 5