1166 rekenen. (Zie I.M.T. Nr. 11 blz. 1083 en 1084, voorts voor een uitvoerige behandeling het boek van den zelfden S. „Kampf gegen Panzerwagen."). Militar Wochenblatt. Nr. 5. „Aus der Truppe- jür die Truppe". „Spa.tengebra.uch im Gefecht". S. klaagt over het veel te geringe gebruik van de schop bij de oefeningen. Groote en diepe kuilen behoeven niet gemaakt te worden, het gaat vooral om dekkingen te maken gedurende het vuurgevecht, zonder zich daarbij meer bloot te geven dan een ongedekt liggende schutter. Aanwijzingen in de inf. regln. zijn ncodig voor het voorwaarts gaan met geweer en schop in de hand (In onze omstandigheden moet daar de klewang nog bijkomen, want ook na den storm kan de patjolpik niet worden gemist Ook bij ons wordt de patjolpik, vooral in den aanval, veel te weinig gebruiktwanneer het, zooals hier bedoeld, om ondiepe schutterskuilen gaat, bestaat er in het Ind. terrein toch wel gelegenheid voor. En de in fanterist moet zijn patjolpik even goed kunnen hanteeren als zijn karabijn en klewang. „Minenwerfer in die Frontf. Het bevreemdt S. dat een infie. cie. wel 9 It. mitr. bezit, maar geen enkel wapen, dat materieelvernielende werking heeft, welke hulp vooral ter be strijding van de vij. mitrn. noodig is. Met de les uit den wereldoorlog, dat de inf. zijn eigen begeleidend geschut noodig heeft, wordt onvoldoende rekening gehouden indien men bij de cie. of het bat. slechts incidenteel mij- nenwerpers indeelt. S. bepleit een sie. It. mijnenwerpers of mortieren St. B. per cie. Wij zouden al zeer tevreden zijn met een peloton mrtn. per bat., want niet iedere cie. (o.i. wel ieder bat.), die een gev. opdracht krijgt, zal dit wapen behoeven. Bij een indeeling per bat. kan een veelvuldige gezamenlijke oefening met de cie. verzekerd zijn. Militar Wochenblatt Nr. 6 geeft de volledige samenstelling van een Fransche fuseliercie. Ter vergelijking vermelden vyij ervan Sterkte 1 kapitein, 3 luitenants, 21 o.on. en 166 man. Indeeling co.groep, 4 sie. a 3 groepen G.T. met 3 voertuigen, co. groep cie.: co.groep sie.: de groep: 1 o.o.-cdt. 1 sie.cdt. 1 o.o.cdt. 1 o.o.-schr. .1 o.o.pl.verv.sie.cdt. 1 korpl.opv.cdt. 4 hoornbl. 1 korpl.cdt.gew.gr.schn. 1 lt.mitr.sch. 2 waarnemers 1 waarnemer 1 helper 2 ord. 1 ord. 3 mun.dragers 1 rijwiel ord. 4 gew.schutters 1 gew.gr.schutter. Bij den G.T. 15 man. De taschvoorraden voor de gew.schutters, waarnemers en ordonnansen bedraagt 90 patr. voor de overigen 45. De gew.sch. hebben 3 handgranaten, de geweer-granaat sch. 8 geweergranaten. De gew.sch. voeren verder ieder nog 25 patr. voor de lt.mitr. mede, per lt.mitr. worden 1325 patr. in de groep medegevoerd. In den G.T. van de cie. is één mun.kar, mede voerende 12.256 patronen voor geweer, 192 geweergranaten, 192 offensieve handgranaten, 81 defensieve handgranaten en 264 seinpatronen. Opmerkenswaard is de vaste indeeling van waarnemers en de plaatsver vangende cdtn. in de sie. en in de groep.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 68