1181
Den 3en October 1935 trokken de Italianen onder gnl. De Bono over de
Mareb, grensrivier van Eritrea en Abessinië, waarmede de oorlog tusschen
Italië en Abessinië een aanvang nam.
De Italianen hadden een expeditiekorps van ca. 250.000 man, ruim voor
zien van alle moderne oorlogswerktuigen en hulpmiddelen uit het moederland
en Libië, in Oost-Afrika, samengetrokken, verdeeld over Eritrea en It. Somali.
Omtrent deze verdeeling en de sterkte van de koloniale legers van beide
It. kolonies tasten wij nog in het duister, maar wij zullen niet veel mistasten
als wij de totale beschikbare troepen in Eritrea op 200.000 en in It. Somali
op 100.000 man schatten, benevens eenige tienduizenden arbeiders, voor
namelijk voor wegenaanleg in het wegenarme vijandelijk gebied.
Tegenover deze geweldige, uitmuntend geëquipeerde en geoefende troe
penmacht konden de Abessynen een legermacht van ca. 500.000 man stellen,
echter in hoofdzaak ongeregelde troepen met inferieure bewapening. Zij
beschikten slechts over een 100 tal moderne kanonnen, enkele tientallen
luchtdoel kanonnen (Oerlikon kanonnen van 37 mm 40)een gering aantal
bommenwerpers, eenige honderden mitrailleurs en enkele voor het gevecht
ondeugdelijke vliegtuigen. Een groot deel der manschappen, misschien wel
het grootste deel, was bewapend met ouderwetsche geweren, tot voorladers
toe en de hoeveelheid munitie was bovendien zeer beperkt. De kern van
het Abessynsche leger vormde de z.g. „Keizerlijke Garde", een korps van
ca. 30.000 man (infanterie, artillerie en cavalerie) door Belgische en Zweed-
sche instructeurs op Europeesche leest geschoeid. Bij het begin van den
oorlog waren deze troepen als volgt verdeeldca. 200.000 man langs de
N. grens in Woikait en Tigre, onder commando van diverse Rassen, waarvan
Ras Seyoem, Ras Kassa, Ras Imroe of Immiroe en Ras Moeloegeta de
voornaamste zijn ca. 100.000 man, onder leiding van Ras Nasiboe met den
uit den grooten oorlog bekenden Turkschen generaal Wehib Pasja als chef
van zijn generalen Staf in Ogaden, waar een stelling werd ingericht bij
Sassabaneh met vóórstellingen in de omgeving van Gorrahei, ter verdediging
van het zeer belangrijke Harrargebiedca. 150.000 man onder Ras Desta
ongeveer bij Magalo op den karavaanweg van Addis Adeba naar Dolo op
de grens van Abessinië en It. Somali, met opdracht een Italiaanschen op-
marsch langs dezen weg te beletten en zoo mogelijk een inval te doen in
het Italiaansche gebied. Bij elk leger was een afdeeling van de Keizerlijke
garde ingedeeld. Het gros van de Keizerlijke garde en ca. 50.000 man on
geregelde troepen waren te Dessié geconcentreerd, waar het hoofdkwartier
van den Negus was gevestigd. De hierboven genoemde getallen zijn slechts
zeer ruw geschat en overgenomen uit diverse courantenberichten.
Het operatieplan van gnl. De Bono beoogde de vermeestering van Tigre
en de in de laatste 40 jaren door de Abessynen veroverde gebieden tusschen
Eritrea en It. Somali.
De eerste aanvalsdoelen van het Italiaansche Noord-leger waren Adoea,
Adigrat en Aksoem, terwijl het Zuid-leger onder gnl. Graziani opdracht
had het Ogaden- en Harrargebied te vermeesteren.
Ten einde invallen van den vijand in Eritrea te beletten, werden sterke
troepen afgezonderd in de z.g. Westelijke laagvlakte bij Om Ager en
langs de Setit en in de z.g. Oostelijke Laagvlakte bij Assab en aan de grens
met Dancalia. Gnl. De Bono achtte een inval in de Oostelijke laagvlakte
niet denkbeeldig, gezien de onzekere houding van de Danakils en den Sultan
Jahjo van Aoessa, die, hoewel zij veel te lijden hebben gehad van razzia's
der Sjoanen (de eigenlijke Abessynen), hun houding tegenover de Italianen
nog niet durfden te bepalen. En aangezien aan een optreden van Italiaansche
geregelde troepen in dit grootendeels zeer warme woestijngebied niet te
denken viel nam gnl. De Bono maatregelen voor de vorming van een ex
peditiekorps, bijna geheel uit Inheemschen bestaande, om eventueel in dit
gebied te kunnen optreden. Hoeveel troepen van de beschikbare troepen
macht afgezonderd werden voor de verdediging van de O. en W. gebieden
van Eritrea, is ons niet bekend, maar zeker zullen zij niet gering in aantal