1187 Den 12en Maart verschenen de eerste afdeelingen bij den pas van Agoem- berta en na den 15en werd zijn volledige strijdmacht volgens diverse waar- neminsorganen geschat op 30 a 50.000 man. Den 21en Maart verplaatste de Negus zich van Dessié naar Quoram en nam het rechtstreeksche com mando der troepen op zich. Naar aanleiding van de bewegingen van de strijdmacht van den Negus had, onderling samenwerkend, de bezetting van het bekken van Mai Ceu plaats door Legerkorps I en het Eritreaansche Legerkorps, dat in de vlakte van Boe je verzameld en te mijner beschikking was tegenover de strijd krachten van den Negus werden dus 2 legerkorpsen gesteld. Het was nog niet duidelijk gebleken of de vijand van zins was door een aanval op onze stellingen een beslissing te zoeken, een onderstelling, die echter met de laatst binnengekomen berichten vasten vorm kreeg. DE VIJANDELIJKE STRIJDKRACHTEN. Op den 28en Maart was de toestand als volgtDe vijand beschikte over 14.000 man bij Aia in stelling en 30 a 35.000, met inbegrip van de garde van den Negus, in de omgeving van Agoembertó het scheen, dat hij bovendien over andere krachten be schikte in de buurt van Quoram. Aan onze zijde hield Legerkorps I met de Divisie Alpenjagers „Pusteria" en de 8e groep Eritreaansche bataljons de stellingen tusschen den Pas van Mecan en den Berg Bohora bezet, terwijl de overblijvende troepen bezig waren de volgende opstellingen in te nemende Divisie „Sabauda" tusschen Belago en den Pas van Doebbar, de 4e Divisie Zwarthemden en de 6e Groep bataljons Zwarthemden tus schen den Pas van Dcebbar en de Passen van Amba Aladji, de Divisie „Assietta" ten N. van genoemde passen het Eritreaansche Legerkorps tusschen Mai Ceu en Corbeta. In den rug van onze stellingen werd krachtig gewerkt aan de voltooiing van de autowegen en werden munitie- en vi- vresdepots ingericht. Onze situatie kon in elk opzicht schitterend worden genoemd. In zoo'n toestand vaardigde ik mijn gevechtsbevel uit, waarbij ik, met het oog op de verplegingsvoorbereidingen, speciale aandacht wijdde aan de perfec- tionneering van de verdedigingsstelling, ten einde eiken vijandelijken aanval te kunnen afwijzen en bevelen te geven voor den nieuwen veldslag. Terwijl ik gewaarschuwd was door juiste aanwijzingen en gegronde be richten en dus op mijn qui vive was, teekende zich in de vroege ochtend uren van den 31en Maart de aanval van den Negus af, gericht op onze versterkte posities bij den Pas van Mecan en den berg Bohora. Aanvankelijk gericht op den r.vleugel van onze opstelling, tegen de divisie Alpenjagers en waarschijnlijk als schijnaanval bedoeld, werd de hoofdaanval hevig en hardnekkig ingezet tegen het Eritreaansche Legerkorps, in samenwerking met secundaire aanvallen over het geheele front en wel voornamelijk op onzen r.vleugel. Onze troepen boden dapper weerstand en overgaande tot den tegenaanval wierpen zij overal den vijand terug. Nadat tegen 12 uur 's middags de eerste aanval was mislukt, liet de Negus om 16 uur zijn troepen opnieuw ten aanval oprukken en weer was deze gericht op het Eritreaansche Legerkorps. Het grootste gedeelte van de beschikbare strijd krachten werd ingezet, inbegrepen de Keizerlijke Garde, die de Negus misschien gehoopt had in reserve te kunnen houden om haar zoo de aanval gelukt was - stoutmoedig offensief te doen ingrijpen. HET PLAN VAN DEN NEGUS. Het plan van den Negus, dat zeker gebaseerd was op de overtuiging, dat onze Eritreaansche troepen, ervaren in de verdediging, maar niet bestand tegen herhaalde en hardnekkige aan vallen, was mislukt. De vijandelijke troepen goed georganiseerd en overvloedig bewapend met moderne mitrailleurs, artillerie en bommenwer pers hadden dapper gestreden, maar de Negus moest aan het eind van den bloedigen dag toegeven, dat het tegen de kracht van ons leger vergeefs strijden was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1936 | | pagina 89