peanen met de bevolking gewoonlijk bij den draad, die het ont
gonnen terreindeel van de buitenwereld afbakent.
Zie hier een zeer beknopte beschrijving van de voornaamste
bevolkingsgroepen, welke in elk bestuursressort voorkomen. De
geografische ligging, de gesteldheid van den bodem, de aard der
bevolking zoomede haar ontwikkelingspeil zijn van sterken invloed
op de sterkte der groepen.
Het gaat niet aan voor al deze groepen de voor de oerbevolking
vereischte grondige studie te maken. Zulks is ook niet noodig.
Leg de basis, waarop ge alle individuën tegemoet treedt, echter
van den aanvang af vast en laat die zijn strikte rechtvaardigheid
jegens allen, een open oog voor de belangen van alle groepen,
vooral van de oerbevolking, wier bezittingen vaak al te gemakke
lijk naar de meer ontwikkelden overgaan. Treedt verder steeds
wilskrachtig op en waar noodig met gestrengheid.
Is hiervoor het samenstel van individuën, dat aan de zorgen
van den bestuurder wordt toevertrouwd aangegeven, thans zal
met een enkel woord worden uitgewijd over de wrijvingen, welke
onderling en door invloeden van buiten kunnen ontstaan.
KENNIS VAN DEN POLITIEKEN TOESTAND EN HET BE-
HEERSCHEN DAARVAN.
V.z.v. het betreft den toestand voortkomende uit regionale ver
houdingen zal deze thans weinig zorg baren. Kennis van land en
volk zal U bij eventueele wrijvingen spoedig in staat stellen den
vinger op de wonde plek te leggen. Sla zoo noodig forsch toe doch
realiseer U gelijktijdig de gevolgen, welke zich kunnen voordoen.
De oplossing van aangelegenheden, waarbij de Vorst en de rijks-
grooten rechtstreeks zijn betrokken, zal veelal vooraf overleg met
de hoogere bestuursambtenaren vereischen. De practische afdoe
ning valt echter meestal het onderafdeelingshoofd ten deel, waar
bij tactvol optreden geboden is. Hierbij dient in het oog te worden
gehouden, dat onze inzichten omtrent laakbaarheid van handelin
gen niet zelden diametraal staan tegenover die van hoofden en
bevolking. Ik wijs hier op het verduisteren van landschapsgelden,
hetgeen in hun oogen niet zelden wordt beschouwd als een „lee-
ning uit de kas", terwijl zij omtrent „leenen" een vaak uitzon
derlijk begrip hebben. Voorts op lichamelijke tuchtigingen, op
welk gebied zij ons menschlievend inzicht veelal niet begrijpen.
Onze opvattingen terzake zijn maatgevend bij genoegzame be
wijzen dient m.b.t. het laakbare de voorgenomen bestraffing ten
uitvoer te worden gelegd. Dit nu kan verzet uitlokken. De omvang
hiervan kan worden voorzien bij voldoende kennis van plaatse
lijke verhoudingen en van de affiniteit van de landschapsonder-
hoorigen tot den betrokken Vorst of landsgrooten. Meestal kunnen
17