53
f. Samenwerking met art. (Fr. opvattingen)
De inleidende beschieting kan, wanneer verrassing wordt beoogd, sterk
worden beperkt of achterwege blijven (eventueel komen reeds bekende
opstellingen van tankafweergeschut het eerst voor beschieting in aanmer
king).
De rechtstreeksche steun komt bij de le phase behoudens dat veelvul-
diger rookschermen moeten worden gelegd vrijwel overeen met dien bij
een aanval zonder vewn. In de verdere phasen zal de rechtstreeksche steun
waarvan de uitvoering dan zeer moeilijk is grootendeels worden over
genomen door de vewn.
Terwijl aan den rechtstreekschen steun minder aandacht kan worden
besteed, komt de taak van algemeene opdrachten sterk naar voren, daar de
tanks op deze taak geen invloed uitoefenen.
g. Samenwerking met inf. (Fr. opvattingen).
De inf. moet gedurende den aanval met alle beschikbare middelen ontdekt
afweergeschut trachten buiten werking te stellen aan vewn. moeten de
voor hun van belang zijnde doelen nauwkeurig worden aangeduidin
moeilijkheden verkeerende vewn. moeten worden ondersteund.
h. Samenwerking met vliegtuigen. (Fr. opvattingen).
De taak van vliegtuigen t.b.v. vewn. omvathet aanduiden van afweer
geschut en andere belangrijke doelen, hetzij door radio, hetzij door recht
streeksche aanvallen het vastleggen van de door de vewn. bereikte lijn.
Zijn geen afzonderlijke vliegtuigen voor de samenwerking met vewn.
beschikbaar, dan wordt deze taak door verbindingsvliegtuigen uitgevoerd.
Artillerie bij de voorhoede.
In het I.M.T. 1936 nr. 12, blz. 1160 werd over bovenvermeld onderwerp,
een artikel van mj. Matting, voorkomende in het M.W. van Mei 1936,
besproken. S. toonde zich een tegenstander van indeeling van art. bij de
voorhoede. Dat niet alle D. schrijvers er zoo over denken, blijkt uit enkele
andere artikelen in het M.W.
M.W. van 11 April '36 nr. 38. Hierin bepleit v. R. de indeeling van art.
bij de voorhoede, vooral bij het ontmoetingsgevecht. Hij acht het reg.inf.,
ook bij de tegenwoordige samenstelling en bewapening, niet geschikt om
zelfstandig een weerstand van eenigen omvang te overwinnen (onvoldoende
vuuruitwerking en te geringe munitievoorraad waarnemingsdienst hiervoor
onvoldoende georganiseerd). Indien men de art. eerst naar voren haalt op
het oogenblik, dat de behoefte daaraan blijkt, heeft men het nadeel, dat de
art.cdt. niet in den toestand is ingeleefd en het gevechtsterrein geheel vreemd
is. Hierdoor gaat kostbare tijd verloren, hetgeen in een ontmoetingsgevecht
noodlottig kan zijn, daar de eerste successen vaak doorslaggevend zijn voor
het uiteindelijk resultaat. Het vaak aangevoerde nadeel, dat niet is verzekerd,
dat de wijze, waarop de voorhoede cdt. zijn art. inzet, overeenstemt met het
gebruik dat de A.B. zich had gedacht, acht S. niet groot, omdat eenmaal
ingezette art. verplaatst kan worden.
Hoewel om andere motieven, zijn wij het met de conclusie van S. eens.
Wordt gehandeld in den geest van het vermelde in A.T.V. II 127(5) en 128(2)
zie in dit verband ook A.T.V. I 177(2) dan is bedoeld gevaar niet groot.
M.W. van 25 Juli '36 nr. 48. In dit nummer geeft T. over deze kwestie de
volgende meening weer.
Tot de taak van de voorhoede kan o.m. behooren, ontwikkelingsruimte
voor het gros te verzekeren, hetgeen dan veelal met een aanval gepaard
dient te gaan, welke steun van art. behoeft. De vraag of de voorhoede art.
steun noodig heeft, dient dus in vele gevallen bevestigend te worden
beantwoord.
Is men op de hoogte van 's vij. opstelling, dan dient tijdig art. in stelling
te staan. Weet men echter niets van den vij., dan moet de art. zoodanig in
de colonne worden ingedeeld, dat zij bij een plotseling stooten op den vij.,