Het tegenwicht werd nu te klein, zoodat de Kopenhaagsche Regeering slechts met ondersteuning van het buitenland den veldtocht zegevierend kon volbrengen. Door al zijn bondgenooten smadelijk in den steek gelaten bleef slechts het bieden van weerstand op de eilanden over en het was voor het Verbonden leger steeds weer de moeilijkheid den vijand daar aan het kleed te komen. Het kleine Deensche land kon hoogstens 36.000 man op de been brengen, terwijl zijn tegenstanders dubbel zoo sterk waren. Het Deensche leger was een zuiver militieleger en heeft zich als zoodanig goed genoeg geweerd. Zijn uithoudingsvermogen in het dragen van ontberingen, inspanning en lijden verdient de hoogste waardeering (Düppel), de houding in het gevecht was middelmatig blijkens het aantal gevangenen bij elk gevecht. Ten slotte zal Denemarken in de toekomst slechts de keuze hebben tusschen een zeer klein beroepsleger of een groot militie- leger. De lessen van dezen oorlog spreken voor het eerste. Overigens is Denemarken te gronde gegaan bij de oplossing van een onmogelijke taak en dat het deze te dragen kreeg is niet de schuld van het leger maar van de ministers. Voor de Commis sie van Onderzoek was het een eenvoudige taak om de aandacht te vestigen op alle gebreken in uitrusting, transportmiddelen, artillerie e.d.m., doch de vraag dringt zich op of de Kamers de vele millioenen zouden hebben gevoteerd en tijdig beschikbaar gesteld welke lang te voren noodig zouden zijn geweest voor de vorming van een werkelijk slagvaardig leger. Zoo lang echter de politieke machthebbers in Kopenhagen volkomen veilig zaten, eischten zij van het leger den tegenstand tegen elke overmacht, het doorstaan van het zwaarste lijden en de kans op vernietiging. Zij lieten er zich evenmin door veront rusten, dat Jutland het gansche gewicht van een vijandelijke bezetting alleen te dragen had. Men zou hierin karaktergrootte hebben kunnen zien als die van den Romeinschen Senaat, welke den akker deed verkoopen waarop Brennus legerde, als niet de Deensche Senaat volkomen kleinmoedig was geworden toen Alsen werd bezet, Fünen ernstig werd bedreigd, en de onbesliste vloot- gevechten in Noord- en Oostzee, de veiligheid op de eilanden twijfelachtig deden worden. De ongehoorde ontruiming van Fredericia en de haastig verlangde vredespreliminairen bewijzen dat onweerlegbaar. En de wijze, waarop de heeren journalisten en de advocaten achteraf den Generaals uitleggen wat zij hadden moeten doen, en vooral de beide pastoors trachten den generaal De Meza den nek te breken, is niet bepaald parlementair. Tot slot willen wij nog een merkwaardig voorval vermelden, dat plaats vond, toen na het sluiten van den vrede van Wien bij de 101

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 15