zulk een belangrijke verandering heeft ondergaan. Door de invoering van militie en landstorm is n.l. de maximum verple- gingssterkte belangrijk gestegen, terwijl de verhouding Europeaan- Inlander zich in de richting van den eerstgenoemden landaard heeft verschoven. Enkele cijfers mogen deze veranderingen verduidelijken. Eind 1934 bedroeg de sterkte van het K.N.I.L. Beroepsofficieren en Onderluitenants 1159 Reserve-officieren 1526 Europeesche Onderofficieren en minderen 6279 Geoefende militie 10606 Geoefende landstorm 10483 Ongeoefende militie (met uitstellers) 1899 Ongeoefende landstorm 5357 Maximum verplegingssterkte Eur37309 Inlanders 23399 Maximum verplegingssterkte K.N.I.L60708 Eind 1917 bedroeg de sterkte Beroepsofficieren en als zoodanig dienstdoenden 1373 Europeesche Onderofficieren en minderen 8309 Maximum verplegingssterkte Eur9682 Inlanders 31861 Maximum verplegingssterkte K.N.I.L41543 Een toename der totale verplegingssterkte van 19165 menschen of 46,1 en een vermeerdering van het percentage Europeanen van 37,8. Het totaal aantal Australische en Inheemsche legerpaarden, dat moet worden verpleegd is, als gevolg van de inkrimping van' het wapen der Cavalerie en de omzetting van veldartillerie met paardentractie in gemotoriseerde artillerie, weliswaar sterk ver minderd, doch is bij troepen op oorlogssterkte met volledige treinen nog een belangrijk aantal. De verzorging hiervan moge met eenvoudige middelen tot stand kunnen worden gebracht, te verwaarloozen is zij zeker niet. Bovendien is de zorg voor de verkrijging, den aanvoer en de beschikbaarstelling van verplegingsbehoeften een onderdeel der technische troepenleiding geworden, waaraan in verband met Cijfers ontleend aan Indisch Verslag 1935 en aan gegevens van het Centraal Kantoor voor de Statistiek. 115

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 29