I
Deze goederen behooren in oorlogstijd onderworpen te zijn aan
het toezicht van het legerbestuur en zullen derhalve door de
intendance worden beheerd, hetgeen beteekent, dat de beschik
baarstelling geheel in handen van den Legercommandant blijft.
Bovenbedoelde voorraadschuren, welke zeer verspreid kunnen
zijn gelegen, eischen in hoofdlijnen een zeer eenvoudig en vooral
overzichtelijk systeem van beheer, zoodat te allen tijde snel kan
worden overzien, wat beschikbaar is en op welk gebied gevaar
voor uitputting te duchten is. In het algemeen vormen zij de bron
nen, waaruit ten behoeve van de verzorging der troepen het eerst
wordt geput. Hoe vollediger deze bronnen intact gehouden kun
nen worden, des te eenvoudiger en vlotter zal de legerverpleging
verloopen.
ad. c. (De voedselvoorziening).
Uiteraard vormt deze aangelegenheid een zeer belangrijk deel
van de taak der intendance. Ook hier bepaalt de Hoofdintendant
(Legercommandant VII B), de hoofdlijnen betreffende aanschaf
fing, distributie en beschikbaarstelling van de benoodigde levens
middelen. Hoewel het strijdende leger aanspraak heeft op een
onder alle omstandigheden zoo goed en-deugdelijk mogelijke voe
ding, moet de intendance hier toch op velerlei gebied rekening
houden met de belangen der burgerbevolking. Zij kan niet onbe
perkt en willekeurig de voor het leger noodige voedingsmiddelen
aan bepaalde gebieden onttrekken, doch moet dit zoo economisch
mogelijk over Java en zoo mogelijk ook de buitengewesten
verdeelen, daarbij het noodige ter beschikking van de bevolking
latende voor eigen onderhoud alsmede ten behoeve eener voort
gezette productie voor een volgenden oogst, vooral omdat onder
deze omstandigheden intensiveering van den landbouw zoozeer
gewenscht is. Om dezelfde redenen moet ook bij de onttrekking
van vee ten behoeve van het leger rekening worden gehouden
met het voor de bebouwing der sawah's benoodigde trekvee,
terwijl bij de aanschaffing van meel, erwten, melk en zuivelpro
ducten meer of minder rekening moet worden gehouden met
hetgeen voor de achterblijvende Europeesche bevolking noodig is.
Hoewel in algemeenen zin de hulpbronnen, welke het eiland
Java op dit gebied bezit, ten opzichte van onze in totale getal
sterkte geringe weermacht zeer gunstig kunnen worden genoemd,
dient toch rekening te worden gehouden met de omstandigheid,
dat ook op het gebied der voedselvoorziening en in het bijzon
der voor wat betreft een voor het strijdende leger geschikte
voeding (brood met boter en toespijs, conserven) Indië voor
een groot deel afhankelijk is van de buitenlandsche verbindingen.
Het vraagstuk der voedselvoorziening neemt dan ook, voor wat
de weermacht betreft, een zeer bijzondere plaats in en dient
119