van de militaire macht door de gewestelijke bestuurshoofden ingevolge stbl. 1927 nr. 245 (Regeling van de verhouding en de samenwerking tusschen burgerlijke en militaire gezag- hebbendenook verwerkt in V.P.T.L. sub II) g. Het militair gezag is bevoegd alles te doen wegruimen, wat aan de behoorlijke verdediging in den weg staat (dus bijv. begroeiing, woningen enz.). Daarvoor wordt schadeloosstelling verleend, tenzij anders is bepaald, of het tegendeel is overeen gekomen. Ook het tegenovergestelde kan door het militair gezag worden bevolen, nml. dat terreinen en terreinvoorwer- pen moeten blijven in den staat, waarin zij zich bevinden het militair gezag kan daarbij alle gewenschte maatregelen nemen om de wegruiming of verandering te verhinderen. De aanvraag tot schadeloosstelling moet door den betrok kene aan het D.v.O. worden ingediend binnen twee maanden nadat de staat van oorlog (beleg) is opgeheven. h. Het militair gezag is bevoegd wegen, wateren, terreinen en gebouwen zoo noodig met de daarin aanwezige werktuigen in gebruik te nemen, wanneer dit voor de uitoefening van den militairen dienst noodzakelijk is. Zoodra het gebruik niet meer noodig is, stelt het e.e.a. weer ter beschikking van de rechthebbenden, hetgeen ter algemeene kennis moet worden gebracht. Voor het gebruik wordt schadeloosstelling verleend, tenzij anders is bepaald of het tegendeel is overeengekomen. Het militair gezag kan het gebruikte voor rekening van den Lande wederom in den oorspronkelijken toestand doen terug brengen, waarmede dan bij het bepalen van de schadeloos stelling rekening wordt gehouden. De aanvraag tot schade loosstelling moet door den betrokkene aan het D.v.O. worden ingediend binnen twee maanden na de dagteekening van de algemeene kennisgeving. J) i. Het militair gezag is bevoegd te verbieden bet d.m.v. drukpers of op andere wijze békend maken van berichten en opmer kingen betreffende de militaire maatregelen, genomen in het in staat van oorlog verklaarde gebied. Het verbod wordt békend gemaakt op de wijze, door het militair gezag te bepalen. Overtreding wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste duizend guldeij. 2) 0 Binnen 2 maanden moet het D.v.O. het bedrag uitbetalen. Geschiedt zulks na vier maanden na het indienen van de aanvraag nog niet, of acht betrokkene het bedrag te laag, dan kan hij in rechten gaan. Het militair gezag kan, desgevraagd, een deel (hoogstens de helft) tot een maximum van 5.000 aan betrokkene voorschieten. 2) Op grond van het bepaalde in de ordonnantie Stbl. 1931 nr. 394 kan de Gouverneur-Generaal ook in normale tijden dus zonder dat de staat 141

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 61