150 8. VERSLAG nopens de aanbieding van het Huldeblijk van het Koninklijk Nederlandsch- Indisch Leger aan het Vorstelijk Bruidspaar op Woensdag 30 December 1936 ten Paleize KNEUTERDIJK. Het huldeblijk van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, bestaande uit een fraai, in krokodillenleder gebonden album met foto's van de ver schillende onderdeelen van het Leger, ingesloten in een sierlijk bewerkte doos van Indisch palissanderhout, werd op 30 December j.l. door een depu tatie van in Nederland aanwezige officieren en militairen beneden dien rang ten Paleize Kneuterdijk aan het Vorstelijk Bruidspaar overgedragen, ten 10.30 voormiddag. De deputatie was samengesteld als volgt A. A. G. Feuilletau de Bruijn, kolonel van den Generalen Staf, M. E. A. van Goor, luitenant-kolonel der infanterie, J. H. Daams, eerste luitenant der cavalerie, A. Meewis, adjudant-onderofficier der artillerie, C. G. Vlamings, sergeant-werkman der genie, J. Stolp, kanonnier 2e klasse. Na tot het Vorstelijk Bruidspaar te zijn toegelaten, mocht de deputatie de hooge eer genieten, dat zoowel de Prinses als de Prins den wensch te kennen gaven, dat de leider van de deputatie de verschillende leden daar van aan Hare Koninklijke en Doorluchtige Hoogheid zoude voorstellen. Vervolgens nam de leider het woord onder het uitspreken van de volgende rede. Koninklijke en Doorluchtige Hoogheid. Als vertegenwoordiger van Z. E. den Commandant van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, den Luitenant-Generaal M. Boerstra, moge het mij en mijne medeleden van de afvaardiging van dat Leger vergund zijn, Uwe Koninklijke en Doorluchtige Hoogheid eerbiedig te naderen, om de diepgaande gevoelens van oprechte verheugenis te vertolken, welke in dat Leger leven in deze, voor ons geheele imperium en in het bijzonder voor U, Vorstelijk Bruidspaar, zoo gedenkwaardige dagen. Bij den stroom van gelukwenschen, welke Uwe Koninklijke en Doorluch tige Hoogheid uit alle deelen des Lands bereiken, voegt het Leger in Nederlandsch-Indië geestdriftig de zijne, en het lijkt welhaast onmogelijk zulks te doen in bewoordingen, welke juisten vorm zouden kunnen geven aan de gedachten, waarvan het Leger thans is vervuld. Maar indien Uwe Koninklijke en Doorluchtige Hoogheid aandacht zoudt willen schenken aan de getuigenis van een, die het voorrecht had gedurende tal van jaren het hart van dat Leger te beluisteren, dan volge hier de plechtige verklaring, dat daaruit niet alleen opwelt een eerbiedige en diep gevoelde gelukwensch voor het heden, maar tevens het onzegbaar ver langen, dat ook de toekomst U moge stellen in het teeken van voorspoed en blij geluk. Z. Exc. de Commandant van het Leger zoude van deze oprechte wenschen gaarne doen blijken door Uwe Koninklijke en Doorluchtige Hoogheid, onge acht de bijdrage van het Leger aan het algemeen huldeblijk van de bevol king van Nederlandsch-Indië, nog een afzonderlijk zij het ook bescheiden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 70