167 Wanneer de atmosfeer helder is hebben de moderne zoeklichten van 150 cm diameter een werkingsstraal van 7 km terwijl de moderne luistertoe stellen waarvan er als regel 1 per sectie van 4 zoeklichten is ingedeeld een gemiddeld werkingsbereik hebben van 6 km. Teneinde het mogelijk te maken, dat een vijandelijk vliegtuig, dat zich boven de opstellingsruimte van een sectie zoeklichten bevindt door alle vier lichten kan worden beschenen worden de laatste meestal opgesteld in de hoekpunten van een ruit waarvan de zijden een lengte hebben van 3 a 4 km. Als regel worden 2 of meer linie's van zoeklichtsectiën achter elkaar opgesteld aangezien anders de verlichtingszóne te ondiep zou worden en te spoedig door de vijandelijke toestellen zou kunnen worden gepasseerd. De zone waarin de jagers in de lucht den vijand opwachten ligt als regel onmiddellijk achter de verlichtingszóne en heeft een diepte van ongeveer 3 km. Z.m. wordt zoowel een weg aangewezen, dien de jagers moeten volgen cm van het landingsterrein naar de hiervoren bedoelde „afwachtingszóne" te komen als een weg, waarlangs naar het vliegveld moet worden terug gekeerd. ad. 2. Bij^ kleine te verdedigen doelen ligt het doel geheel binnen de verlichtingszóne. Bij groote doelen bevindt laatstgenoemde zóne zich buiten het doel. De afstand moet echter niet te groot zijn zoodat de vijand bij het richten op het doel nog gehinderd wordt door het schitteren van de stralen van de zoeklichten. S. brengt tevens de samenwerking tusschen de jagers en de luchtdoel- artillerie ter sprake. Er kunnen hierbij twee gevallen worden onderscheiden nl., dat de jager tijdens de achtervolging van den vijand binnen de artillerie- zóne komt of dat de artillerie den vijand met vuur achtervolgt tot in de jachtzóne. In het eerste geval blijft de jager den vijand zoo lang mogelijk achtervolgen al komt hij daarbij ook boven de artillerie-zóne. Zoodra de vijand buiten het werkingsbereik van de zoeklichten, welke met de jagers samenwerken, is gekomen keert de achtervolgende jager terug naar de jachtzóne. Werkt de artillerie samen met zoeklichten dan wordt het vuur voortgezet tot de zoeklichten van de jachtzóne het vijandelijke toestel overnemen. ad. 3. Per jachtzóne moeten z.m. twee landingsterreinen aanwezig zijn, een basisterrein en een hulpterrein. Eerstgenoemd terrein meet minstens 10 km van de verlichtingszóne zijn verwijderd, daar anders de mogelijkheid bestaat, dat de luisterposten worden gehinderd door het geluid van de motoren van de jagers bij start en landing. ad. 4. S. toont zich een voorstander van den twee-persoons nachtjager (vuurkracht en gezichtsveld grooter). ad. 5. S. wijst er hier op, dat geen enkele luchtmacht in staat is een doorloopende „permanence" van jagers in de lucht te houden, wil men de vliegers althans niet vroegtijdig uitputten. Het zgn. alarmsysteem zal regel zijn. Vermeldenswaard is de opmerking van S., dat wanneer de jagers naar aanleiding van binnenkomende meldingen betreffende naderende vijandelijke vliegtuigen zijn gestart en er blijkt, dat de vijand niet komt, het niet gewenscht is de jagers weer onmiddellijk terug te roepen. Bevinden zij zich eenmaal in de lucht dan kan men hen beter daar eenigen tijd laten daar veelvuldig starten en landen bij duisternis de vliegers sterk vermoeien. ad. 6. Rekening houdende met de performances van de moderne toestellen kan 1 jager een ruimte in de lucht van 1500 a 2000 m hoogte bewaken. Wil men het luchtruim tot een hoogte van b.v. 4000 m bewaken dan zal het dus noodig zijn de jagers in verschillende étages op te stellen nl. 1 toestel (of pat.) op 1500 m en een andere patrouille op 3500 m. Voor wat de te verwachten resultaten betreft wijst S. er op, dat van de aanwezigheid van jagers vooral een groote moreele invloed op den vijand

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 89