De Meza repliceerde, dat bij 33 verliezen het behoud van het leger niet meer verzekerd was, en de bisschop zich weder in zijn presidentelij k gewaad hulde en den Opperbevelhebber de volle vrijheid van handelen teruggaf. In den avond van 4 Februari riep De Meza een krijgsraad bij een, welken hij de vraag voorlegde, of in de stelling stand moest worden gehouden, dan wel teruggegaan op de flankstellingen bij Düppel en Fredericia. Uiteraard stemde de krijgsraad tot den terugtocht, welke De Meza beval in den nacht van 5/6 Februari aan te vangen. Dit besluit was volkomen juistde Dannewerke-stelling was tegen de overmacht niet te houden, gezien haar hoogst onvol doende inrichting en bezettingen het strekt De Meza tot eer, dat hij dit besluit durfde nemen, wetende dat de kamergeleerden op Seeland hem daarvoor zouden kruisigen. Toen de moeilijke terugtocht dan ook zonder te groote verliezen was volbracht, werd De Meza door den Minister van Oorlog ter verantwoording naar Kopenhagen ontboden en afgezet. Stellig was dit een groote onbillijkheid. Von Wrangel had dus de eerste operaties met succes volbracht. En nu bleek duidelijk de eigenaardige bevelsverhouding, welke toentertijde bestond. De Pruisische Koning droeg namelijk den 11 Februari aan Von Moltke op om zich naar het Hoofdkwartier te velde te begeven, zich op de hoogte te stellen, en daarna den Koning te raden omtrent de verder te voeren operatiën. Deze opdracht aan Von Moltke was wel zeer moeilijkwant wel kwam hij „auf Allerhöchsten Befehl" in het Hoofdkwartier om de plan nen van zijn militairen meerdere te vernemen, maar een dwars kijker was hij er niet minder om. Met grooten tact wist hij zich echter van zijn moeilijke taak te kwijten. Aan den Koning meldde hij den 22 Februari na zijn terugkeer in Berlin, dat aangezien de Denen de Bondseischen van ont ruiming van Schleswig niet waren nagekomen, zich op Schleswig's gebied na den terugtocht een gevecht had ontwikkeld, dat tot op Jutlands bodem was voortgezet en dus Deensch territoor was betreden. De feitelijke overschrijding van de grens was echter een gevolg van de omstandigheid, dat de Denen hunnerzijds reeds aan deze zijde van de Jutlandsche grens waren opgetreden en in Holstein waren opgerukt. Nu de stad Kolding door Von Wrangel's troepen was bezet, kon die plaats onder geen voorwaarde meer worden opgegeven te meer niet, omdat dan de daaromtrent heerschende meeningsverschillen met Oostenrijk openlijk aan den dag zouden treden. Hij achtte daarom de onmiddellijke militaire bezetting van geheel Jutland den besten maatregel om den oorlog voort te zetten de inneming van de zeer sterke Düppelstelling zou een 95

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 9