In dit laatste ligt natuurlijk wel veel waars, maar toch mogen
we onze kennis nu niet weer gaan overschatten. Juist in de
epidemiologie ligt heel veel wat nog duister is.
Men stelde zich in het begin van den wereldoorlog voor, dat
men het uitbreken van een epidemie kon voorkomen, als men de
eerste gevallen dadelijk kon herkennen en isoleeren, weshalve
men natuurlijk trachtte deze eerste gevallen zoo spoedig mogelijk
op te sporen en bacteriologisch vast te stellen. Bij de Duitschers
werden daarvoor b.v. Untersuchungsamter opgericht met een
bacteriologisch laboratorium, welke schitterend werk hebben
gedaan. Maar men ging van de praemisse uit, dat het bij derge
lijke ziektegevallen altijd gelukt, de ziekteverwekkers in bloed,
urine of ontlasting te vinden, hetgeen zooals we nu wel weten,
lang niet altijd meevalt. Bovendien leerde men toen pas goed
het bestaan kennen van de genezen zieken, die nog langen tijd
na hun herstel bacillen blijven uitscheiden, en de zoogenaamde
bacillendragers, die zelf nooit ziek geweest, tijdens epidemieën
altijd in grooten getale blijken voor te komen. En het is onmo
gelijk al dergelijke dragers en uitscheiders op te sporen en te
isoleeren. Ondanks dat komen epidemieën altijd tot staan en
meestal zelfs zeer plotseling. Zeer zeker staat vast, dat bacillen
dragers ziektegevallen kunnen veroorzaken, maar eveneens zeker
is het, dat het bestaan van een groot aantal bacillendragers zonder
meer niet in staat is om een epidemie te verwekken. DaarVoor
zijn nog andere factoren noodig.
In 1892 zullen er bij de geweldige cholera-epidemie in Hamburg
toch zeer zeker een groot aantal bacillendragers en -uitscheiders
zijn geweest, die overal naar toe hebben kunnen trekken. Toch
zijn er slechts hier en daar enkele op zichzelf staande gevallen
van cholera voorgekomen en is er nergens een epidemie uitge
broken. In den Chineesch-Japanschen oorlog van 1894 heerschte
er onder de Japanners een enorme epidemie van cholera en
typhus. We kunnen er dus veilig op rekenen, dat er een groot
aantal uitscheiders naar Japan zullen zijn teruggekeerd. Toch is
er daar geen spoor van eenige epidemie te constateeren geweest
Een inspecteur van den Dienst der Volksgezondheid zeide eens,
toen hij hoofd van den Plaatselijk Geneeskundigen Dienst in
Soerabaja was „Ga nooit kelen uitstrijken op scholen, want dan
vindt men 515 positieve culturen en wat dan Trouwens,
een jaar geleden zeide professor Dinger, naar aanleiding van een
hier gedemonstreerd diphtherie-geval iets dergelijks.
Kortom, door de schitterende onderzoekingen van bacterio
logen weten we wel veel, maar toch nog lang niet alles over de
aetiologie, de ontwikkeling, het ontstaan en verdwijnen van
epidemieën.
230