•des deux mondes", waarin Ferdinand de Brunetière de vraag
.stelt„La science, a-t-elle fait banqueroute Voor liem was
bet stellen der vraag tevens 'het beantwoorden er van in bevesti
genden zin. Het is waar, hij durfde niet onverbloemd van een
bankroet te spreken, maar heeft het toch wel over een faillieten
boedel Wat verwijt hij met name den natuurwetenschappen,
waaronder de geneeskunde zich ook heeft te scharen Deze
exacte wetenschappen zijn volgens hem in gebreke gebleven
antwoord te geven op de drie vragen, die volgens hem het leven
beheerschen. „Wie zijn wij „Van waar komen wij" en
„Waar gaan wij heen". Maar wie zijn het echter, tegen wie hij
zoo te velde trekt
Als meest typisch voorbeeld noemen wij alleen den bioloog
Haeckel, die met zijn apodictische beweringen en zijn gepopula
riseerde artikelen de plank inderdaad in haast alle gevallen schijnt
te hebben misgeslagen. Brunetière maakt hier en in zijn andere
beschuldigingen de fout populaire artikelen voor werkelijke
wetenschap aan te zien.
Heeft de officieele wetenschap zich dezen smaad te laten
aanleunen Heeft zij ooit een antwoord op deze vragen beloofd
Wij voor ons kunnen dat niet vinden. De natuuronderzoeker
voert in zijn vaandel het devies Wees en denk objectief Tracht
met geduld en zorg het natuurgebeuren na te gaan en trek uit
uwen gedachtengang slechts met de grootste voorzichtigheid Uwe
conclusies. Immers men behoeft hier nauwelijks te zeggen, dat
al ons weten ons slechts telkens weer dieper inzicht geeft in den
Bteeds grooter lijkenden oimvang van ons niet-weten, en het
begrijpen van elk wereldgebeuren dient toch met alle verschijn
selen rekening te houden, met alle, dus ook met die, welke wij
nu nog niet kennen.
Ook juist het mechaniseeren der wetenschappen, het in voor
stelling trachten te brengen van het natuurgebeuren is het, dat
Brunetière tot zijne veroordeeling heeft geleid.
Ook over onze geneeskundige wetenschap hooren wij vaak
■de klacht uiten, dat zij minder technisch kunnen en meer zuivere
wetenschap moet worden. Kort geleden kwam dit nog uit in het
hoofdstuk dat Overste Kits van Heijningen ons voorlas uit het
boek van collega Schuurman. En in 1933 schreef Duhamel in de
„Revue de Paris" in denzelfden zin. In beide stukken komt paar
voren, dat we, het behoeft niet onderstreept, staan tegenover
zieke menschen en niet tegenover ziekten. Trouwens Liek in zijn
„Das Wunder in der Heilkunde" denkt niet anders.
De zieke, zoo roept Duhamel uit, wordt ontleed in zijn ver
schillende organen, welke elk liefst door specialisten volgens
bepaalde wetenschappelijke methoden worden onderzocht. Het
Laboratoriumonderzoek heeft een haast overheerschende plaats
237