ingenomen. Liefst worden deze gegevens vastgelegd en verwerkt
volgens en tot bepaalde formules. Deze worden dan bestudeerd
en ten slotte wordt naar aanleiding daarvan beslist over de in
te stellen behandeling. Zoo gaat het zeer zeker in de Mayo-
klinieken in Amerika en dat is niet slecht, dat is zelfs uitstekend.
De geneeskunde verschaft zich hierdoor een groote mate van
zekerheid. Zij wordt van kunst tot kunde Mag dit echter als
louter winst worden beschouwd Neen en dat is toch, wat wij
allen telkens weer voelen. De geneeskunde verliest er haar
magisch karakter door. Nu kan men hier tegen deze bewering
natuurlijk wel weer genoeg aanvoeren. Behalve dat voor vele
zieken al dergelijke onderzoekingen en therapieën met ingewik
kelde toestellen niets dan loutere magie is, wat in zijn eeuvou-
digsten vorm tot uiting komt in het gezegde van den landbouwer,
die tot Dr. van den Hoeven, die hem voor influenza behandelde
zeide „U hebt me toch maar prachtig genezen dokter, door me
aldoor zoo met dien thermometer na te zitten", zullen velen uit
roepen „Maar het is immers ons eenig streven, waar we trotsch
op zijn, ons van tooverkunst en kwakzalverij te bevrijden".
Toegegeven, maar laten we dan zeggen de geneeskunde verliest
er haar menschelijk karakter door. Het is helaas onvermijdelijk,
vooral ook door de vele populaire artikelen over ziekten en
bestrijdingswijze, zoodat een ieder zich wel competent acht mede
te praten over ziek zijn en behandeling al zal hij gereedelijk toe
willen geven niets te weten over sterrekunde of rechtskundige
vraagstukken, maar we hebben er zelfs rekening mede te houden,
dat onze patiënt ons op de vingers kijkt en mede erover beslist
of er al dan niet een bloedsuikerbepaling moet worden gedaan,
of de bloeddruk niet te hoog is en of er niet een Wassermann-
reactie moet worden verricht. De persoonlijke invloed van den
medicus komt hiermede zeer in het gedrang en zooals juist
Duhamel weer zoo kernachtig zegt„hij ziet zijn zieken niet
meer, hij hoort ze niet meer en hij voelt ze niet meer aan".
Hij houdt zich niet meer bezig met het souverein gebaar van
het contact, van het opleggen der handen. Hij houdt zich bezig
met een wetenschappelijke tooverkunst, welker prestige nog ver
verwijderd is van dat waarin de tooverkunst zonder meer zich
verheugt. En staat dan stomverbaasd, als hij zijn ouden vijand
weer ziet opduiken, den wonderdokter, den toovenaar, die den
zieke tot diep in de ziel kijkt, hem met den vinger op den wang
tikt en gebiedt„Sta op en loop"!.
Tot zoover Duhamel in 1933. In 1919 zeide professor Nolen
in de openingsrede van het natuur- en geneeskundig congres
ongeveer hetzelfde en met dezelfde woorden. En ook in het stuk
van Schuurman komt naar voren, dat de oude geneeskunst ver
worden tot louter kunde weer moet opleven tot een kunst om te
238