246 hardnekkige) verdediging. M.a.w. of het mogelijk is, dat alleen de gevechts leiding weet dat en wanneer moet worden teruggegaan. S. wijst dan op het verschil in frontbreedte, welke door de troepen bij de beide gevechtshandelingen wordt ingenomen, met als gevolg verschil in diepte. Als overeenkomst in beiderlei actie geeft S. aan, dat het streven er op gericht is den vijand zoo vroeg mogelijk verliezen toe te brengen. Merk waardig is, dat S. niet als belangrijk verschil aanroert den eisch van flan- keerend mitr.-vuur, welke bij een hardnekkige verdediging wel maar bij een vertragend gevecht niet wordt gesteld. Ook de invloed, welken de opdracht op de stellingkeuze uitoefent, wordt nauwelijks besproken. S. beantwoordt bovengestelde vraag in de eerste plaats ontkennend op psychologische gronden. Indien de troep niet anders weet, dan dat hij tot den laatsten man en de laatste patroon de stelling moet verdedigen en desondanks eenige malen opdracht krijgt om de stelling, aleer van een beslissing sprake kan zijn, moet verlaten, zal zulks de innerlijke kracht om de gegeven bevelen volledig uit te voeren moeten schaden. Zie ook ons A.T.V. II p. 66. Militar Wisschenschaftliche Rundschau Heft 6. Oberst Dr. Meise geeft een verhandeling over „Neuzeitliche Sperrungen" na den invloed van de hindernissen op den strijd gedurende den wereld oorlog te hebben geschetst, wordt als voornaamste hindernis tegen vecht- wagens de tankmijn behandeld. 75 man geoefende pioniers kunnen in één uur 450 mijnen over een frontbreedte van 300 m plaatsen. Nauwe samen werking van hindernis met vuurwapen geeft den besten afweer. Ook andere hindernissen (opblazen van bruggen, inundatie, draadrollen, hek versperring, verhakking, barricade, draadhindemissen, wolfskuil, palissa deering) en de toepassing daarvan worden in het lezenswaardige artikel besproken. Militarwissenschaftliche Mitteilungen. Dec. 1936. Das leichte Maschinen- gewehr ist der Haupttrager des Feuerkampfes der Schützen". Seine Führung und Feuerleitung im Kampf zur Erfüllung dieser Forderung" door Leutnant Oskar Ehler. (Prijsvraag). Nadat S. eerst betoogd heeft, dat de inf. de Koningin van het slachtveld is gebleven, beschrijft hij het beeld van den strijd, waarvan stoot- en vuurkracht de elementen zijn. De lt.mitr. is den infanterist gegeven om zijn stootkracht bij den tegenstander te kunnen brengen. Den lt.mitr. acht S. het eigenlijke aanvalswapen. De beteekenis van den infanterist als „Haupttrager" en diens vuur als krachtigst middel voor een beslissend resultaat, stelt den eisch, hem van een wapen te voorzien, dat in de wisselende behoeften van den strijd voorziet en geschikt is om den vuurstrijd met succes te voeren. Dit wapen is de lt.mitr., welke den strijd om het vuuroverwicht van den geweer- dragenden heeft overgenomen. S. vergelijkt dan den lt.mitr. met het zelf- laadgeweer, den zw.mitr. en het machinepistool. De lt.mitr. kan alleen zijn taak volbrengen, indien het vuur wordt geleid en het wapen goed wordt bediend. Vervolgens worden gedragsregels voor groepscdt. en schutter in den aanval gegeven 1. Vuur- en stootkracht mogen in de groep niet gescheiden worden de vuurkracht staat slechts ten dienste van de stootkracht. 2. In den vuurstrijd van de eerste linie moet de vuurkracht van de lt.mitr. ten volle worden gebruikt. 3. Inzet van dit wapen in den regel binnen 400 m van den tegenstander, niet boven de 800 m.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 136