253
Nadat de organisatie van den luchtbeschermingsdienst te Eindhoven
die model kan worden genoemd haar beslag had gekregen, achtte het
Hoofd van den luchtbeschermingsdienst het tijdstip aangebroken de propa
ganda voor de luchtbescherming onder alle lagen der bevolking ter hand
te nemen en over te gaan tot het oprichten van een plaatselijke vereeniging
voor luchtbescherming. Voor de oprichting hiervan is door den Raad
f 2.300.toegestaan. De vereeniging omvat 4 hoofdafdeelingen t.w.
1. de af deeling Advies en Propaganda,
2. de afdeeling Opleiding,
3. de afdeeling Zelfbescherming en
4. de afdeeling Luchtbeschermingsdienst.
In Nederland is thans de bescherming van de burgerbevolking tegen
luchtaanvallen bij de wet geregeld. De voornaamste artikelen uit deze
wet wet betreffende bescherming tegen luchtaanvallen (wet van 23
April 1936, S. 302) zullen thans in beschouwing worden genomen.
Ook in Nederland heeft men een indeeling in gevarenklassen n.l. „drie".
De Regeering is hierbij uitgegaan van het standpunt, dat niet alle gemeenten
in gelijke mate aan gevaar zijn blootgesteld. Gemeenten, waarin of nabij
welke voor een aanvaller aantrekkelijlke objecten zijn gelegen zooals Re-
geeringsbureaux, militaire fabrieken e.d. zullen eerder een doelwit vormen,
dan gemeenten, waarin of waarbij dergelijke objecten niet voorkomen.'
Omgekeerd echter kan voor laatstbedoelde gemeenten elk gevaar voor
luchtaanvallen niet terzijde worden gesteld, omdat men nimmer zeker is,
dat niet een vliegtuig door toevallige omstandigheden, waaronder mogelijke
vergissingen, zich van zijn bcmmenlast ontdoet, ongeacht de plaats, waar
het zich bevindt. Daarom dienen in alle gemeenten eenvoudige maatregelen
van organisatorischen aard te worden getroffen, waarvoor de bevolking de
noodige voorschriften krijgt. Naast deze overal noodige maatregelen zullen
in gemeenten, welke door verschillende oorzaken meer aan gevaar zijn
blootgesteld, maatregelen op uitgebreider schaal noodig zijn (materieele
uitrusting van de diensten, inrichting van openbare schuilplaatsen, schuil
plaatsen in woningen, evacuatie enz.).
Voorschriften ter uitvoering van deze maatregelen zijn aangegeven in
den algemeenen maatregel van Bestuur vastgesteld bij K.B. van 15 Augustus,
5. 347. In dit besluit treft men voorschriften aan op het gebied van organisatie,
alarmeering, politie, brandweer, geneeskundige dienst, reinigingsdienst, dienst
van gemeentewerken enz. enz.
In elke gemeente is de burgemeester belast met de uitvoering van de
voorgeschreven maatregelen; de leiding van het geheel berust bij den
Minister van Binnenlandsche Zaken, die, wanneer de burgemeester niet
of met behoorlijk voor de uitvoering zorg draagt, zal ingrijpen, hetgeen
eveneens het geval is, wanneer de bij de wet voorgeschreven samenwerking
tusschen burgemeesters van twee of meer gemeenten binnen een vast-
gestelden termijn niet tot stand is gekomen.
Ten behoeve van de uitvoering van de wet wordt de Minister van Binnen
landsche Zaken bijgestaan door een inspectie. Bij de behandeling van het
wetsontwerp werd het denkbeeld geopperd, het bureau „Luchtverdediging"
van den Generalen Staf, als inspectie te doen fungeeren aangezien dit
strijdig zou zijn met den opzet van het wetsontwerp, hetwelk beoogt de
bescherming van de burgerbevolking onder de burgerlijke Overheid te doen
ressorteeren, werd hier van afgezien; de inspectie draagt dan ook een
niet militair karakter.
Thans iets over enkele onderwerpen, welke speciaal in de wet zijn vermeld.
1. Bijzondere voorzieningen t.a.v. gebouwen, t.b.v. van openbare schuil
plaatsen. Voor het bouwen, het geheel of voor een gedeelte vernieuwen,
het veranderen of het uitbreiden van woningen of andere gebouwen,