254
waarvan het grondoppervlak bij algemeenen maatregel van bestuur aan
gegeven grenzen overschrijdt, kan de Minister bijzondere voorzieningen
eischen. De kosten, welke uitsluitend een gevolg zijn van het treffen van
deze bijzondere voorzieningen, komen ten laste van het Rijk zoo noodig
wordt het bedrag bepaald door den rechter, binnen wiens rechtsgebied de
woning of het gebouw ligt of komt te liggen. De genoemde grenzen zijn
aangegeven in den algemeenen maatregel van bestuur, vastgesteld bij K.B.
van 15 Augustus 1936, S. 347. De woningwet is in verband hiermede aan
gevuld.
2. Verplichting tot ontruiming. De gebruikers van woningen en andere
gebouwen, waarin openbare schuilplaatsen zijn ingericht, zijn verplicht op
eerste aanzegging door of vanwege den burgemeester deze schuilplaatsen
dadelijk te ontruimen en te zijner beschikking te stellen. Aangezien de
mogelijkheid niet is uitgesloten, dat de gebouwen door deze bepaling in
waarde verminderen, worden belanghebbenden door het Rijk schadeloos
gesteld.
3. De ingebruikneming van eigendommen. Bij dwingend of dreigend
gevaar voor luchtaanvallen kan de burgemeester hiertoe overgaanhij
moet echter voor onverwijlde openbare bekendmaking zorg dragen. Aan
den rechthebbende wordt, tenzij het tegendeel is overeengekomen, door het
Rijk schadeloosstelling verleend. De onteigeningswet is in verband hiermede
aangevuld.
4. Oefeningen. Deze worden gehouden na verkregen toestemming van
den Minister. Ook kan de Minister opdracht geven tot het houden van
oefeningen hij bepaalt dan den aard en den omvang. In de plaatsen be-
hoorer.de tot de lichtste (3de) gevarenklasse worden slechts oefeningen
gehouden, wanneer daartoe aanleiding bestaat i.v.m. samenwerking met
gemeenten behoorende tot de le of 2e gevarenklasse.
5. Kostenverdeeling.
De kosten, voortvloeiende uit de uitvoering van de maatregelen, welke
voor alle klassen gelden komen ten laste van de gemeenten.
De kosten, voortvloeiende uit de uitvoering van de overige maatregelen
komen ten laste van het Rijk.
c. De kosten, verbonden aan het houden van oefeningen komen ten laste
van het Rijk, gemeente of bedrijf al naargelang organen van het Rijk,
gemeentediensten enz. dan wel bedrijven bij de oefeningen zijn be
trokken.
d. Nimmer kan aanspraak worden gemaakt op schadevergoeding als gevolg
van plaats gehad hebbende oefeningen of wegens deelname daaraan
op grond van derving van inkomsten.
6. Persoonlijke medewerking. Iedereen is verplicht de door den burge
meester schriftelijk van hem gevorderde medewerking tot uitvoering van
de wet te verleenen en indien bij openbare bekendmaking algemeene- of
bijzondere gedragsregels zijn voorgeschreven, zich daarnaar te gedragen.
7. Strafbepalingen. Hij, die opzettelijk aan een verplichting niet voldoet
of aan wiens schuld het te wijten is, dat aan een verplichting niet wordt
voldaan, wordt gestraft met ten hoogste 2 jaren gevangenisstraf of ten
hoogste 1000.boete. Deze maxima worden verdubbeld, wanneer het feit
is gepleegd in geval van oorlogsgevaar of oorlog.
8. De oorlogswet (wet van 23 Mei 1899, S. 128) is zoodanig aangevuld,
dat het militair gezag thans bevoegd is om na overleg met het betrokken
burgerlijk gezag, de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen
te regelen en zoo noodig de bevoegdheden bij de wet terzake aan het bur
gerlijk gezag toegekend, tot zich te trekken eveneens kan het militair
gezag zoo noodig de wettelijke bepalingen betreffende de bescherming van
de bevolking tegen luchtaanvallen zoodanig wijzigen, als in het belang van
de algemeene veiligheid wordt noodig geacht.
B.