258 hulpmiddelen normale gezichtsscherpte bereikt wordt", zouden ook bijzienden van hoogen graad, b.v. 10 D., goedgekeurd moeten worden, lieden dus, die zonder bril volkomen hulpeloos zijn. Als regel zullen waardevolle elementen, die voor beroepsofficier wegens bijziendheid afgekeurd worden, kunnen worden vervangen door even waardevolle elementen zonder bij ziendheid, aangezien het aanbod zeer groot is. De conclusies waartoe B. komt zijn de volgende 1. Bijzienden van hoogeren graad dan 1 D. rechts en 2 D. links moeten zooveel mogelijk uit het wapen der infanterie en daarmee gelijk te stellen troepen worden geweerd, zooals dit voor de bereden wapens reeds reglementair is vastgesteld. 2. Bij het tegenwoordige contingent is dit, wat dienstplichtigen betreft, waarschijnlijk mogelijk door afschaffing van vrijstelling wegens broe- derdienst. 3. Voor reserve-Officieren zal vermoedelijk met lagere eischen betreffende de gezichtsscherpte genoegen genomen moeten worden. 4. Voor beroepsofficieren zullen de thans geldende eischen gehandhaafd moeten blijven, en dat kan zonder het gehalte van het Officierskorps ongunstig te beïnvloeden. In hetzelfde tijdschrift is een ingezonden stuk opgenomen van Dr. van Dorp-Beucker Andreae, dat zonder veel realiteitszin fulmineert tegen de indertijd door Dr. J. P. Bijl gehouden voordracht over „Nederland en de Bacteriologische oorlog". Zij zegt daarin o.a. het volgende Al was de bacteriologische tegenaanval het eenige middel om de onzen te beschermen, dan nog zou hij naar mijn overtuiging ontoelaatbaar zijn. Aan onze jonge menschen te leeren in het achterland van den tegenstander bij weerloozen, grijsaards en kinderen, in koelen bloede verderf en ellende brengende epidemieën te verwekken, staat wel ver af van wat het Christendom van ons vraagt onze vijanden lief te hebben en te vergeven, die tenslotte niet weten, wat ze doen (sic Wie, natuurlijk met goede bedoeling, meent op deze wijze de zijnen voor materiëelen ondergang te moeten bewaren, kiest m.i. voor de zijnen tusschen 2 kwaden het ergste, nl. de schade aan de ziel. Bijl is een galant man en geeft in zijn antwoord aan Mevrouw van Dorp-Beucker Andreae, haar volkomen gelijk den bacteriologischen oorlog immoreel te vinden wanneer men zooals zij dat doet, hem van zuiver ethisch standpunt beschouwt. Anders wordt de zaak echter wanneer men hem uit een oogpunt van landsverdediging bekijkt. In dit licht bezien, zal men nu eenmaal niet met oude achterladers tegen snelvuurgeschut kunnen op trekken of met catapulten tegen gifgassen. Wanneer een vijand een nieuw wapen gebruikt, dan zal men uit een oogpunt van landsverdediging ge dwongen kunnen worden, datzelfde wapen te gebruiken. Bijl haalt vervolgens een aantal uitspraken uit de literatuur aan van gezaghebbende personen, die zoo men daaraan mocht twijfelen, ons elke illusie omtrent ethische overwegingen met betrekking tot een toekomstigen oorlog moeten ontnemen. Het is goed dat een ieder zich deze feiten grondig realiseert, niet alleen ter wille van de landsverdediging, maar ook om de preventieve kracht, die daarvan uitgaat. De oorlog zal steeds barbaarscher en verachtelijker worden, heldendeugden zullen steeds minder tot hun recht komen, wat nog glorieus aan den krijg was, zal steeds meer verdwijnen. Dit is, zegt Bijl, de toekomst, die dreigt en men zal goed doen zich die toekomst helder en klaar voor oogen te stellen. Eerst wanneer de menschheid goed doordrongen is van alle ellende, die de oorlog met zich zal brengen, is er eenige kans, dat men er voor terug zal schrikken de lont in het kruit te steken, niet uit lafheid maar als teeken van beschaving.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 148