Uit een politiek oogpunt scheen het gewenscht, dat de Oosten- rijksche agressie voor gansch Europa onbetwistbaar vaststond, alvorens Pruisen tot afweermaatregelen zou besluiten. Echter kon men uit militaire overwegingen ook weer niet zóó lang wachten, dat de eigen actie in gevaar zou komen. Immers Pruisen kon in 18 a 25 dagen in de Lausitz concentreeren, terwijl Oosten rijk in 42 dagen aan de Pruisische grens in Noord Bohemen kon staan. Voor Pruisen was dus het benutten van de gunstige periode van den 18en tot den 42en mobilisatiedag van overwegend belang. De Pruisische Regeering besloot daarom nog niet tot geheele mobilisatie over te gaan, doch voorloopig eenige veiligheidsmaat regelen te nemen door versterking van de in de bedreigde provin ciën legerende troependeelen. Inmiddels was het duidelijk geworden, dat Bayern aan Oosten- rijk's zijde zou strijdenen dit verontrustte den Pruisischen Koning zoo zeer, dat hij den Min. v. O. den volgenden brief schreef Op verzoek van den Min. v. O. antwoordde Von Moltke op dezen brief het volgende Als men den Oostenrijkers den vollen tijd liet, zouden zij ongeveer even sterk zijn als de Pruisen. Doch het komt niet alleen op het absolute aantal troepen aan, maar veel meer op het tijdstip, waarop zij wederzijds tot den strijd gereed zouden zijn. Pruisen diende derhalve op ongeveer hetzelfde tijdstip als Oostenrijk te mobiliseeren, waardoor het land van den 18en tot den 42en dag sterk in de meerderheid zou zijn. Het optreden van Bayern, dat zeer langzaam zou mo biliseeren, veranderde niet veel aan deze verhoudingenmaar wel was van beteekenis, dat nu de spoorlijn RegensburgPrag beschikbaar zou kunnen komen voor de Oostenrijksche troe pentransporten naar Bohemen, waardoor het mogelijk kon zijn, dat de Oostenrijksche concentratie, welke tot nu toe op één spoorlijn was aangewezen, tot de helft van den tijd werd verkort. De verdere uitwerking van het operatieplan tegen Oostenrijk zal ik uitstellen tot het volgende hoofdstuk, dat den strijd in Bohemen zal behandelen, om thans eerst de operatiën tegen eenige Duitsche Bondslanden te beschrijven. 188 „Sehr unangenehm bin Ich 'berührt durch die Bayerische Schwen- ,,'kung, die, wenn. auch nur Württemberg hinzutritt, fast 100.000 Mann „mehr gegen uns, alliirt mit Oesterreich, entgegenstellen wird, d.h „wir müssen nun auch das VII. Korps gegen Süden disponibel haben, „wodureh also unsere durch Moltke berechnete gleiche Starke in „Böhmen, wenn das VII. und VIII. Korps mit herangezogen würde, „urn 60.000 Mann vermindert wird, welche wir jenen 100.000 Mann „im Süden nur entgegenstellen können." (Mil. Korrespondenz 1866, blz. 77).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 14