der declinatie ondergaat dus voor elke waarde op de projectieas dezelfde reducties als de horizonboog, m.a.w. de azimuthale ver deeling op de X-as is gelijk aan de declinatieverdeeling op die as. Het is vanzelfsprekend, dat de zonshoogten in waarden langs de Y-as worden gemeten, omdat zooals reeds gezegd, de zonshoogten worden aangegeven in vlakken evenwijdig aan het horizon vlak en gaande door de zon, dus in de projectie door lijnen evenwijdig aan de X-as. Uit figuur 1 blijkt, dat, staande op den equator, het noordooste lijk azimuth van S gelijk is aan den boog NP-O verminderd met boog OC. Brengen we deze bogen over in de projectie dan is t het azimuth gelijk aan M-NP verminderd met MH, dus is gelijk aan de projectie van O-NP dat is 90° min de projectie van OC MH. Is S' de projectie van de zon op het projectie vlak W op het moment van waarneming, dan is KS'L evenwijdig aan de Y-as, terwijl MK TL'. (TL' is raaklijn in T dus evenwijdig aan MK). MK echter is de declinatie in de projectie van de zon op het moment van waarneming. Om het azimuth in het nomogram te bepalen hebben we nu dus niets anders te doen dan de be kende declinatie van het moment van waarneming uit te zetten op de X-as en mede vanuit T op een lijn evenwijdig aan de X-as, deze beide punten te verbinden en het snijpunt te bepalen van deze lijn met den verticaalcirkel gaande door de zon op de hori zontale lijn der gemeten zonshoogte. Volgen we dan de projectie van dezen verticaalcirkel, dan geeft het snijpunt van deze met de X-as het azimuth H-NP aan (zie fig. 3). De hierboven gegeven uiteenzetting geldt vooralsnog uitslui tend voor het geval, dat we ons voor de waarneming op den equator bevinden. Hoe zal het zijn op een zekere breedte 2. Nemen we aan, dat we ons bevinden op 10° Noorderbreedte. Omdat de geographische breedte gelijk is aan de poolshoogte zal (zie fig. 4) de boog NP-N gelijk zijn aan de boog TR. T stelt wederom het zenith voor, boog TO de le verticaal (Y-as in de projectie), boog ZOCN den horizon en boog TSC den verticaal cirkel gaande door de zon op het moment van waarneming. Het azimuth van dat hemellichaam zal dan zijn boog NC. De zons- baan is evenals bij het hiervoor besproken geval op het moment van waarneming een parallelcirkel t.o.v. den equator. Brengen we nu alle genoemde bogen weder over in de projectie, dan zullen equator, le verticaal, horizon en zonsbaan (BSL) zich weder als rechte lijnen projecteeren, waarbij de equator en le verticaal elkaar in M zullen snijden onder een hoek cp gelijk aan de geographische breedte. De projectie der zonsbaan KS'L zal weder evenwijdig loopen met de projectie van den equator en daardoor met de projectie van den horizon MN een hoek maken 204

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 32