f. op dat potloodlijntje precies te bepalen het snijpunt van Pi P2 met de horizontale lijn gaande door de ware zonshoogte. (Dit is het eenvoudigst door met een ivoren decimeter den afstand op te meten van de prik der ware zonshoogte op de lijn der zonshoogten tot aan de eerstvolgende of voorgaande horizon tale lijn en dezen afstand weder uit te zetten ter hoogte van het potloodlijntje). g. zeer precies de waarde a bepalen, dus het azimuth t.o.v. den oorsprong O van het assenstelsel, door gebruik te maken van de lijn „hulp ver deeling der azimuths". Daarna kan met behulp van het staatje (zie ook blz. 208, 5e alinea) het ware azimuth van de zon op het tijdstip van waarneming worden bepaald (zie het voorbeeld op bijlage 1). De in de gebruiksaanwijzing vermelde punten 11 en 12 hebben alleen betrekking op de wijze van meten bij den Top. Dienst en zullen daarom niet nader worden besproken. IV. VERGELIJKING TUSSCHEN HET NOMOGRAM VAN SCHMITZ (A) EN DAT VAN GONGGRIJP (B). Het maken van vergelijkingen is zeer moeilijk, daar door ons persoonlijk nimmer proeven met eerstgenoemd nomogram zijn genomen. Wel kunnen de constructies der azimuthen vergeleken worden en hieruit door het graphisch werken de foutenbronnen worden opgespoord, waardoor een zekere maatstaf kan worden aangelegd. We zullen voor het volgende de nomogrammen betite len met A (nomogram van Schmitz) en B (nomogram van Gonggrijp) a. Als eerste verschil treft ons, dat A werkt op drie velden, B daarentegen op slechts twee velden. Vanzelfsprekend dat het werken op drie afzonderlijke velden, weliswaar in ver band, een grootere bron van fouten zal geven dan het werken in twee velden, vooral als we hierbij in het oog houden de constructiefouten in de nomogrammen zelf. b. Bij het bepalen van het azimuth op A moeten we in het veld I het snijpunt bepalen van geographische breedte en zonshoogte tusschen convergeerende lijnen. De ruitverdeeling is hierbij een hulpmiddel. Elke ruitverdeeling voor de zons hoogte heeft een begrenzing van 5 oo, dus van 18', in B is deze grens slechts 10'. De geographische breedte wordt uitgezet met behulp van den kaartkilometer en dient geïnterpoleerd te worden tus schen 25 kaartkilometers. Hierbij kan een groote nauwkeu righeid worden bereikt (tot op ongeveer 1 kaartkilometer), maar wij vragen ons af of deze groote nauwkeurigheid nood zakelijk is. Een verschil van 5' dus ongeveer 9 km in geo- 212

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1937 | | pagina 40